HR, 22-01-2008, nr. 00162/07
ECLI:NL:PHR:2008:BC1332
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-01-2008
- Zaaknummer
00162/07
- LJN
BC1332
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BC1332, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑01‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1332
ECLI:NL:PHR:2008:BC1332, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑01‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC1332
- Vindplaatsen
VR 2008, 145
VR 2008, 98
VR 2008, 145
VR 2008, 98
Uitspraak 22‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Meer en Vaart-verweer. Nu het Hof de juistheid van een met de inhoud van het gebezigde bewijsmiddel niet strijdige stelling in het midden heeft gelaten, is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat op het in de bewezenverklaring genoemde tijdstip voor de onderhavige auto een verzekering overeenkomstig de WAM was gesloten en in stand gehouden. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
22 januari 2008
Strafkamer
nr. 00162/07
IC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 2006, nummer 21/006429-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord" te Heerhugowaard.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Utrecht van 7 december 2005 - de verdachte ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel beoogt, naar de Hoge Raad begrijpt, onder meer te klagen dat het Hof ten onrechte de juistheid in het midden heeft gelaten van de stelling van de verdachte dat de auto bij de verzekering in voorlopige dekking was.
3.2.1.Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 2 maart 2005 te Maarssen als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [AA-BB-00] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 2 maart 2005, omstreeks 22.00 uur, heeft de Dienst Wegverkeer, Centrum voor Voertuigtechniek en Informatie, bureau Handhaving te Veendam door middel van registervergelijking geconstateerd dat in het CRWAM voor het motorvoertuig, zijnde een personen-auto, voorzien van kenteken [AA-BB-00], geen geldige verzekering als bedoeld in artikel 30 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen stond geregistreerd. Het kenteken stond op die datum op naam van: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats], wonende [a-straat 1] te [woonplaats]."
3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, die niet werd bijgestaan door een raadsman, aldaar - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende aangevoerd:
"Het bleek dat ik de Rover bij de verzekering in voorlopige dekking had. Ik ben aangehouden, maar ze hebben me weer laten gaan toen ik alles uitgelegd had."
3.4. Nu het Hof de juistheid van deze met de inhoud van het gebezigde bewijsmiddel niet strijdige stelling in het midden heeft gelaten, is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat op het in de bewezenverklaring genoemde tijdstip voor de onderhavige auto een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 22 januari 2008.
Conclusie 22‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Meer en Vaart-verweer. Nu het Hof de juistheid van een met de inhoud van het gebezigde bewijsmiddel niet strijdige stelling in het midden heeft gelaten, is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat op het in de bewezenverklaring genoemde tijdstip voor de onderhavige auto een verzekering overeenkomstig de WAM was gesloten en in stand gehouden. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Nr. 00162/07
Mr Machielse
Zitting 20 november 2007
Conclusie inzake:
[verdachte](1)
1. Het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, enkelvoudige kamer, heeft verdachte op 18 september 2006 voor "Als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", veroordeeld tot twee weken hechtenis. Voorts is hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van vier maanden.
2. Namens verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt erover dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu 's hofs arrest als bewijsmiddel slechts één proces-verbaal heeft opgenomen, waarin geen feiten en omstandigheden staan opgenomen die door de verbalisant zelf zijn waargenomen of ondervonden.
3.2. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 02 maart 2005 te Maarssen, als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [AA-BB-00] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden."
3.3. Als bewijsmiddel heeft het hof het volgende opgenomen:
"1. het hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting onder 1 vermelde proces-verbaal(2), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 2 maart 2005, omstreeks 22.00 uur, heeft de Dienst Wegverkeer, Centrum voor Voertuigtechniek en Informatie, bureau Handhaving te Veendam door middel van registervergelijking geconstateerd dat in het CRWAM voor het motorvoertuig, zijnde een personenauto, voorzien van kenteken [AA-BB-00], geen geldige verzekering als bedoeld in artikel 30 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen stond geregistreerd. Het kenteken stond op die datum op naam van: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats], wonende [a-straat 1] te [woonplaats]."
3.4. Het bewijs van een strafbaar feit kan de rechter overeenkomstig het tweede lid van art. 344 Sv aannemen op één proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal moet dan wel voldoen aan de wettelijke eisen. Zo moet het proces-verbaal origineel zijn, of voor kopie conform getekend zijn, en op ambtseed zijn opgemaakt en ondertekend door een opsporingsambtenaar, een en ander als omschreven in art. 153 Sv. Zo niet, dan degradeert het proces-verbaal tot een geschrift, en één geschrift is niet voldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.(3)
De verbalisant moet zoveel mogelijk(4) inzicht geven in de redenen van wetenschap.
Het bewezenverklaarde betreft een middels een registervergelijking geconstateerde overtreding van art. 30 WAM. Mij ontgaat hoe een verbalisant - anders dan bijvoorbeeld een snelheidsovertreding of het rijden door rood - dit "live" zou kunnen constateren. De Dienst Wegverkeer voert een registervergelijking uit, zet de bevindingen op papier in een proces-verbaal, voegt daaraan een uitdraai uit het systeem toe en levert dit aan. De verbalisant kan, lezende dit proces-verbaal met daarbij de bijlage, zelf waarnemen hetgeen door de Dienst Wegverkeer wordt geconstateerd. Daarmee zijn de redenen van wetenschap aangegeven.
De eis die de steller van het middel kennelijk stelt, is dat de verbalisant zelf de registervergelijking maakt. Die eis gaat niet op. De registervergelijking wordt automatisch uitgevoerd en de verbalisant neemt kennis van het resultaat. Er is niets op tegen dat de verbalisant proces-verbaal opmaakt van hetgeen hij bij lezing van het proces-verbaal van de Dienst Wegverkeer en de uitdraai vervolgens zelf constateert en ondervindt.(5) Het is aan de feitenrechter om het proces-verbaal vervolgens te waarderen op diens betrouwbaarheid en daaraan bewijskracht aan toe te kennen.
Ook in de door de steller van het middel aangehaalde arrest van Uw Raad van 26 januari 1999, NJ 1999, 511 kan mijns inziens uit rov. 5.4 worden afgeleid dat de verbalisant die kennis neemt van hetgeen door de Dienst Wegverkeer is geconstateerd, "waarneemt".
3.5. Het middel stelt voorts aan de orde of het hof tot een veroordeling is kunnen overgaan gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat voor de auto bij de verzekering een voorlopige dekking gold. Als een verzekering voorlopige dekking verleent is voldaan aan de eisen van de WAM.(6) De vraag rijst of verdachte hier een verweer heeft gevoerd dat tot een nadere reactie van het hof had moeten leiden. Als dat zo is zou het bewijs van het onverzekerd zijn van de auto niet enkel op het proces-verbaal, onder 3 van de aantekening van het mondeling vonnis aangehaald, kunnen berusten. Voor de beantwoording van die vraag acht ik van belang dat verdachte niet bijgestaan werd door een advocaat en, gelet op zijn ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2006 afgelegde verklaring, uit anderen hoofde (kennelijk langdurig) gedetineerd was. Gewoonlijk mag van de verdediging worden verwacht dat een verweer dat de strekking heeft een bewezenverklaring te doorkruisen beargumenteerd en gestaafd aan de rechter wordt voorgelegd.(7) De verdachte die verstoken is van deskundige bijstand zal wat dat betreft op een zekere coulance mogen rekenen. In ieder geval mag verwacht worden dat de rechter zo een bewering nader onderzoek en verdachte op dit punt nader ondervraagt. Wanneer een verdachte gedetineerd is is het niet waarschijnlijk dat hij zomaar de gegevens voorhanden heeft om zijn verweer mee te onderbouwen. Gelet op deze omstandigheden ben ik van oordeel dat het hof nader had moeten ingaan op de uitlating van verdachte dat de auto op 2 maart 2005 in voorlopige dekking was genomen.
Dit onderdeel van het middel komt mij gegrond voor.
4. Ambtshalve heb ik geen grond gevonden die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met de strafzaken tegen de verdachte nrs. 00164/07 en 00165/07, in welke zaken ik heden eveneens concludeer.
2 AM, te weten: "een in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 12.60.4200.5014.9 en gesloten op 17 juni 2005, met bijlagen."
3 HR 16 januari 2007, LJN AZ2481.
4 "Zoveel mogelijk" in art. 153, tweede lid, Sv geeft al aan dat het geen absoluut vereiste is. Zie ook HR 5 november 1974, NJ 1975, 113 en HR 18 mei 1982, NJ 1983, 49.
5 Zie HR 3 april 2007, LJN AZ8376 m.b.t. het eerste middel (art. 81 RO); HR 9 september 2003, LJN AG2077, m.b.t het zesde middel.
6 HR 4 mei 1982, NJ 1982, 651.
7 Vgl. de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot mr. Van Dorst over het zgn. "WAM-gat" vóór HR 1 december 1998, NJ 1999, 273.