HR, 08-01-2008, nr. 00800/07
ECLI:NL:PHR:2008:BB8883
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-01-2008
- Zaaknummer
00800/07
- LJN
BB8883
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BB8883, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑01‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BB8883
ECLI:NL:PHR:2008:BB8883, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BB8883
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2008/43
Uitspraak 08‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Aanwenden rechtsmiddelen onder een andere naam. Uit de artt. 449-452 Sv moet worden afgeleid dat een rechtsmiddel slechts kan worden aangewend onder bekendmaking van de persoonsgegevens van verdachte, HR LJN AB0259. Het spreekt vanzelf dat die gegevens de ware persoonsgegevens behoren te betreffen, HR LJN AZ3287. Het Hof heeft verdachte n-o verklaard omdat naar zijn oordeel de ttz. verschenen verdachte niet dezelfde persoon is als degene namens wie het hb is ingesteld en op grond daarvan geoordeeld dat het hb is ingesteld onder een valse naam. Dat oordeel is onbegrijpelijk. Uit de stukken van het geding blijkt dat verdachte vanaf het begin heeft opgegeven te zijn genaamd X, en dat hij daarnaast bekend was en aangeduid is als Y. Deze persoonsgegevens komen afzonderlijk en in divers combinaties in de stukken voor, terwijl het vonnis van de Rb is gesteld op naam van Y alias X. In deze omstandigheden kan aan het feit dat de ttz. in hb aanwezige persoon heeft opgegeven te zijn X, niet worden ontleend dat deze niet dezelfde persoon is als de persoon t.n.v. wie het veroordelend vonnis is gewezen en kan daaraan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat het namens Y ingestelde hb is geschied onder een valse naam.
8 januari 2008
Strafkamer
nr. 00800/07
RS/
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 december 2006, nummer 23/001616-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland" te Lelystad.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 31 maart 2006, waarbij de verdachte ter zake van 1. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder C van de Opiumwet, strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid van de Opiumwet", 2. "bezit van een vals document" en 4. "een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit" is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Jeeninga, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in het zijnerzijds ingestelde hoger beroep, en tot terugwijzing van de zaak teneinde op het namens de verdachte ingestelde hoger beroep te worden berecht.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
3.2. De bestreden uitspraak houdt in, voor zover hier van belang:
"De rechtbank heeft in deze zaak als verdachte veroordeeld [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958. Mr. Beg heeft namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte opgegeven te zijn [verdachte alias naam 1], geboren te [land A] op [geboortedatum] 1960. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de ter terechtzitting als verdachte aanwezige persoon niet is [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, zodat deze persoon onder een valse naam appel heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank in deze zaak van 31 maart 2006 en hij om die reden niet ontvankelijk in zijn hoger beroep moet worden verklaard."
3.3. Tot het dossier behoren de volgende, steeds van hetzelfde parketnummer voorziene, stukken:
(i) een op 16 december 2005 opgemaakt proces-verbaal van politie met betrekking tot een op die datum verrichte doorzoeking, dat onder meer inhoudt:
"Verdachte
Naam: [verdachte alias naam 1] (man)
Voornamen: [verdachte alias naam 1]
Geboren te : [geboorteplaats]
Geboren op: [geboortedatum]/1960
Geboorteland: [land A]"
(ii) een verzoek als bedoeld in art. 59a, tweede lid, Sv van 19 december 2005, inhoudende, voor zover hier van belang:
"overwegende, dat op 16 december 2005 te 14.00 uur is aangehouden de verdachte [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959 wonende te alias [verdachte alias naam 1] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960"
(iii) een op 17 december 2005 opgemaakt proces-verbaal van politie met betrekking tot een verhoor van verdachte, inhoudende, voor zover hier van belang:
"De verdachte gaf ons op te zijn genaamd:
Naam: [verdachte alias naam 1] (man)
Voornamen: [verdachte alias naam 1]
Geboren te: [geboorteplaats]
Geboren op: [geboortedatum]/1960
Geboorteland: [land A]"
(iv) een vordering tot inbewaringstelling van 19 december 2005, inhoudende, voor zover hier van belang:
"De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam overwegende, dat
(...)
[verdachte] geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] wonende te Z.V.W.O.V.H.T.L. alias [verdachte alias naam 1] geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats]"
(v) een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Heden, 19 december 2005, is voor mr. C.M.E. de Koning namens S.F. van Merwijk, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken (...), verschenen de verdachte:
Naam: [verdachte alias naam 1]
Voornamen: [verdachte alias naam 1]
Geboren op: [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats], [land A]
Woonplaats: [a-straat 1] te [woonplaats]
Alias
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren op: [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
Woonplaats:
Adres: Zvw"
(vi) een bevel tot bewaring van 19 december 2005, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 19 december 2005 strekkende tot het verlenen van een bevel tot bewaring van:
(...)
[verdachte] geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] wonende te Z.V.W.O.V.H.T.L. alias [verdachte alias naam 1] geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats]"
(vii) een proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 29 december 2005, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Voorts is aanwezig de verdachte, die op vragen van de voorzitter heeft opgegeven te zijn genaamd:
[verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959
(...)
De verdachte verklaart als volgt:
(...)
Het klopt dat ik de naam [verdachte alias naam 1] heb gebruikt (...)."
(viii) een bevel gevangenhouding van 29 december 2005, respectievelijk verlenging gevangenhouding van 23 januari 2006, telkens ten name gesteld van:
"[verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959"
(ix) de inleidende dagvaarding, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Aan:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte] [verdachte alias naam 1]
geboren op: [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]"
(x) het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 17 maart 2006, inhoudende, voor zover hier van belang:
"De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte], [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, alias [verdachte alias naam 1],
geboren te [geboorteplaats] ([land A]) op [geboortedatum] 1960"
(xi) het verkort vonnis van de Rechtbank van 31 maart 2006, inhoudende, voor zover hier van belang:
"(...), in de strafzaak tegen:
[verdachte], [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958"
(xii) een akte instellen rechtsmiddel, inhoudende, voor zover hier van belang:
"Mr. B. Beg advocaat te Amsterdam (...)
verklaarde namens;
naam [verdachte]
voornamen [verdachte]
geboren [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]
(...)
Beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 31 maart 2006"
3.4. Uit de art. 449-452 Sv, welke bepalingen de wijze regelen waarop rechtsmiddelen dienen te worden aangewend, moet worden afgeleid dat een rechtsmiddel slechts kan worden aangewend onder bekendmaking van de persoonsgegevens van de verdachte (vgl. HR 26 februari 2001, LJN AB0259, NJ 2001, 499). Het spreekt vanzelf dat die gegevens de ware persoonsgegevens behoren te betreffen (vgl. HR 12 december 2006, LJN AZ3287, NJ 2007, 13).
3.5. Het Hof heeft overwogen dat de verdachte, die ter terechtzitting in hoger beroep heeft opgegeven te zijn [verdachte alias naam 1], geboren te [land A] op [geboortedatum] 1960, niet dezelfde persoon is als [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958 en heeft op grond daarvan geoordeeld dat het hoger beroep - dat is ingesteld onder de naam [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959 - onder een valse naam is ingesteld.
Dat oordeel is onbegrijpelijk. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Uit de hiervoor onder 3.3 weergegeven inhoud van de aldaar vermelde stukken van het geding blijkt dat de verdachte in de onderhavige strafzaak vanaf het begin heeft opgegeven te zijn genaamd:
[verdachte alias naam 1], geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ([land A]), en dat hij daarnaast bekend was en aangeduid is als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats]. Deze persoonsgegevens komen afzonderlijk en in diverse combinaties in de stukken voor, terwijl het vonnis van de Rechtbank op naam is gesteld van [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958. In deze omstandigheden kan aan het feit dat de ter terechtzitting in hoger beroep aanwezige persoon heeft opgegeven te zijn [verdachte alias naam 1], geboren te [land A] op [geboortedatum] 1960, niet worden ontleend dat deze niet dezelfde persoon is als de persoon ten name van wie het veroordelend vonnis van de Rechtbank is gewezen en kan daaraan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat het namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], ingestelde hoger beroep is geschied onder een valse naam.
3.6. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 8 januari 2008.
Conclusie 08‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Aanwenden rechtsmiddelen onder een andere naam. Uit de artt. 449-452 Sv moet worden afgeleid dat een rechtsmiddel slechts kan worden aangewend onder bekendmaking van de persoonsgegevens van verdachte, HR LJN AB0259. Het spreekt vanzelf dat die gegevens de ware persoonsgegevens behoren te betreffen, HR LJN AZ3287. Het Hof heeft verdachte n-o verklaard omdat naar zijn oordeel de ttz. verschenen verdachte niet dezelfde persoon is als degene namens wie het hb is ingesteld en op grond daarvan geoordeeld dat het hb is ingesteld onder een valse naam. Dat oordeel is onbegrijpelijk. Uit de stukken van het geding blijkt dat verdachte vanaf het begin heeft opgegeven te zijn genaamd X, en dat hij daarnaast bekend was en aangeduid is als Y. Deze persoonsgegevens komen afzonderlijk en in divers combinaties in de stukken voor, terwijl het vonnis van de Rb is gesteld op naam van Y alias X. In deze omstandigheden kan aan het feit dat de ttz. in hb aanwezige persoon heeft opgegeven te zijn X, niet worden ontleend dat deze niet dezelfde persoon is als de persoon t.n.v. wie het veroordelend vonnis is gewezen en kan daaraan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat het namens Y ingestelde hb is geschied onder een valse naam.
Griffienr. 00800/07
Mr Wortel
Zitting:30 oktober 2007
Conclusie inzake:
[verdachte alias naam 1] alias [verdachte]
1. Dit cassatieberoep betreft een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam waarbij zowel verzoeker als het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zijn verklaard in het hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam, bij welk vonnis [verdachte] (ook bekend onder een alias) wegens - kort gezegd - misdrijven tegen de Opiumwet tot gevangenisstraf is veroordeeld.
2. Namens verzoeker heeft mr P. Jeeninga, advocaat te Amsterdam, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3. Het middel keert zich uiteraard tegen de bovengenoemde beslissing, met name tegen de gronden waarop die beslissing berust.
4. Daaromtrent heeft het Hof overwogen:
"De rechtbank heeft in deze zaak als verdachte veroordeeld [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.
Mr. Beg heeft namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte opgegeven te zijn [verdachte alias naam 1], geboren te [land A] op [geboortedatum] 1960.
Het hof is op grond van het voorgaan van oordeel dat de ter terechtzitting als verdachte aanwezige persoon niet is [verdachte] alias [verdachte alias naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, zodat deze persoon onder een valse naam appel heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank in deze zaak van 31 maart 2006 en hij om die reden niet ontvankelijk in zijn hoger beroep moet worden verklaard."
5. Deze beslissing is duidelijk geënt op HR NJ 2001, 499, waarin kort gezegd is uitgemaakt dat een rechtsmiddel alleen geldig wordt ingesteld indien de appellant zijn identiteit bekend maakt, waaronder natuurlijk niet een valse identiteit moet worden verstaan. Het laatste is bevestigd in HR NJ 2007, 13 en HR 13 maart 2007, LJN AZ6694.
6. Met de steller van het middel meen ik evenwel dat zich hier een andere situatie voordoet. Het gaat nu om een verwarring die is ontstaan nadat verzoeker ooit een valse naam heeft opgegeven, onder welke naam diens vingerafdrukken zijn geregistreerd. Kennelijk is dat in deze zaak in de opsporingsfase aan het licht gekomen (de mij ter beschikking gestelde stukken zijn, wat het vooronderzoek betreft, zeer incomplete fotocopieën van een duidelijk veel méér omvattend dossier).
7. Er kan, afgaande op de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, geen misverstand over bestaan dat verzoeker van meet af aan heeft verklaard dat hij is:
[verdachte alias naam 1]
geboren te [geboorteplaats], [land A], op [geboortedatum] 1960,
met [...] nationaliteit
Blijkens zijn verklaring (fotocopieën doorgenummerd 116 en volgende, te vinden bij de aanvulling op het vonnis van de Rechtbank) heeft verzoeker daarbij een [...] paspoort aan de politie gegeven. Kennelijk bevestigt dat paspoort de zojuist genoemde personalia. Althans: ik tref in deze stukken geen aanwijzingen dat het paspoort vals is, of de zojuist genoemde personalia in werkelijkheid niet bij verzoeker horen.
8. Blijkens de aan de Hoge Raad toegezonden stukken werd verzoeker vóór deze zaak al eens aangehouden, waarbij hij heeft opgegeven te zijn
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1959,
onder welke naam verzoekers vingerafdrukken zijn geregistreerd.
9. Een en ander blijkt (bijvoorbeeld) uit twee uittreksels uit de Justitiële Documentatie, waarin onder de zojuist genoemde personalia, zowel met de achternaam [verdachte alias naam 1] en bijbehorende geboorteplaats en -datum als met de achternaam [verdachte] met de daarbij behorende gegevens, strafzaken zijn genoemd. Op de laatste naam is overigens een strafzaak uit 1993 geregistreerd.
10. De bedoelde uittreksels uit de Justitiële Documentatie zijn beide gedateerd 19 december 2005. Er is nog een uittreksel aanwezig, gedateerd 21 februari 2006, waaruit blijkt dat de onderhavige strafzaak (parketnummer 13-477023-05) op de naam [verdachte] is geregistreerd.
11. Er kon dus ten tijde van de (aanvang van de) berechting in hoger beroep geen misverstand over bestaan dat verzoeker in deze strafzaak wordt beschouwd als de persoon [verdachte], geboren in [land B] in 1959, maar dat van deze persoon ook een andere identiteit bekend is, te weten [verdachte alias naam 1], geboren te [land A] in 1960.
12. Verzoeker heeft evenwel ervaren - en zal, als ik de Nederlandse justitie een béétje ken, voor de volle duur van zijn (illegaal) verblijf in dit land blijven ervaren - dat de justitiële bureaucratie niet in staat is deze twee aliassen consequent uit elkaar te houden.
13. In de vordering tot inbewaringstelling en het daarop verleende bevel ging het nog goed: [verdachte], geboren in [land B] op [geboortedatum] 1959, alias [verdachte alias naam 1], geboren in [land A] op [geboortedatum] 1960.
In de inleidende dagvaarding is dit echter verworden tot (achternaam) [verdachte], (voornamen) [verdachte] [verdachte alias naam 1], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats].
Geautomatiseerde systemen zijn prachtig, maar te kleine invulveldjes, te weinig ruimte voor vrije tekst en gebrekkige instructies voor degene die ermee moet werken kunnen administratieve drama's opleveren.
14. Mogelijk zou verzoeker willen tegenwerpen dat het ook bij de inbewaringstelling niet goed gegaan is, aangezien [verdachte alias naam 1] niet zijn alias is maar zijn echte familienaam, doch daar behoeven we ons nu niet mee bezig te houden. Vingerafdrukken behoren tot de secuurste middelen om een identiteit vast te leggen, zodat aangenomen mag worden dat verzoeker zich ooit [verdachte] heeft genoemd. Wie valse namen opgeeft moet accepteren dat die hem tot in lengte van jaren achtervolgen, en wat nu verzoekers meest authentieke identiteit mag zijn lijkt mij geen probleem voor de Nederlandse justitie. Dat regelt verzoeker maar met de instanties die zich bezig houden met de toelating, het verblijf en de uitzetting van vreemdelingen.
15. Waar het nu om gaat is dat bij de aanvang van de behandeling in hoger beroep rechtstreeks uit de stukken kon worden opgemaakt dat verzoeker onder twee namen bekend is, en dat het tegen "[verdachte] alias [verdachte alias naam 1]" gewezen vonnis moet worden begrepen als een uitspraak ten laste van de persoon die zich, blijkens de stukken van het vooronderzoek, van deze twee identiteiten bedient. Daar doet niet aan af dat in de akte betreffende het instellen van het hoger beroep de appellant alleen is aangeduid als [verdachte]. De raadsman die het rechtsmiddel instelde heeft kennelijk niet bemerkt dat een verkeerd geboortejaar werd ingevuld (overal elders wordt steeds 1958 genoemd). Misschien had hij ook beter kunnen aandringen op volledige vermelding van beide namen, in plaats van volstaan met de uit COMPAS opgediepte gegevens, doch in het licht van de overige stukken mocht de wijze van invullen van deze akte voor het Hof niet doorslaggevend zijn. Overigens is in deze zaak het appèl ingesteld vóórdat de Hoge Raad zijn rechtspraak preciseerde, in die zin dat het onder een valse naam ingestelde rechtsmiddel wordt gelijkgesteld aan een anoniem ingesteld rechtsmiddel.
16. Ik meen derhalve dat verzoeker op onjuiste gronden niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep is verklaard. Overigens heeft ook justitie belang bij correcte tenaamstelling in deze zaak. In de Justitiële Documentatie zal aanstonds zichtbaar moeten blijven dat deze zaak is gevoerd tegen dezelfde persoon die onder de beide bovengenoemde namen al eerder werd veroordeeld. Dit brengt mij op een laatste punt. Op voorstel van de advocaat-generaal - die mededeelde dat het OM-àppel een zogenaamd "volgappèl" betrof - is ook het Openbaar Ministerie in het zijnerzijds ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen is (uiteraard) geen middel gericht, zodat de bestreden uitspraak in zoverre onherroepelijk zal worden. Dat heeft overigens geen praktische consequenties meer, aangezien de zogenaamde "eenparigheidsregels" per 1 maart 2007 zijn vervallen, vgl. art. 1 onder R van de Wet van 5 oktober 2006, Stb 2006, 407 in samenhang met het KB van 10 februari 2007, Stb 2007, 70.
17. Het middel is terecht voorgesteld.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in het zijnerzijds ingestelde hoger beroep, en terugwijzing van de zaak teneinde op het namens de verdachte ingestelde hoger beroep te worden berecht.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,