RvdW 2008, 75
HR, 18-12-2007, nr. 00212/07 B
HR 18-12-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8869
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 december 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu
- Zaaknummer
00212/07 B
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
BB8869
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB8869, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB8869, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑12‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑03‑2007
- Wetingang
Essentie
Indien het belang van strafvordering het voortduren van een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag niet meer vordert en een derde-belanghebbende een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient de Rechtbank te beoordelen of de klager die als derde/niet-beslagene stelt rechthebbende te zijn, redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenome kan worden aangemerkt. Door te overwegen dat nog niet vaststaat en nog niet buiten redelijke twijfel is aangetoond en/of aannemelijk is gemaakt dat de inbeslaggenomen geldbedragen aan klaagster toebehoren heeft de Rechtbank een andere dan de toepasselijke en dus een onjuiste maatstaf aangelegd.