NJ 2007, 630
HR, 20-11-2007, nr. 03453/06
HR 20-11-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6361
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 november 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
03453/06
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
BB6361
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal publiekrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB6361, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑11‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB6361, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑11‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑03‑2007
- Wetingang
Sr art. 33, 33a; Sv art. 359 lid 5
Essentie
1. De rechter mag bij de strafoplegging in aanmerking nemen hetgeen in redelijkheid is te verwachten met betrekking tot het toekomstig gedrag van de verdachte (vgl. NJ 1988, 230). Het oordeel van het Hof dat het ‘in de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat verdachte zich later opnieuw met wapens en opiumwetdelicten zal inlaten’ grond ziet voor de oplegging van een zwaardere straf dan gevorderd, is niet zonder meer begrijpelijk. Verdachte is immers niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, en ook overigens blijkt niet van aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat de door het Hof bedoelde recidive in redelijkheid te verwachten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.