HR, 06-11-2007, nr. 03659/06
ECLI:NL:PHR:2007:BB4965
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-11-2007
- Zaaknummer
03659/06
- LJN
BB4965
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BB4965, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑11‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BB4965
ECLI:NL:PHR:2007:BB4965, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BB4965
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Stukken van het geding zijn in het ongerede geraakt, zodat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst. De HR zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen en de inleidende dagvaarding nietig verklaren, aangezien na verwijzing of terugwijzing van de zaak de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen op grondslag van de tll.
6 november 2007
Strafkamer
nr. 03659/06
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 september 2004, nummer 23/001966-02, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiare Inrichting "Flevoland" te Lelystad.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest vernietigt, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank mocht zijn vernietigd, en de inleidende dagvaarding nietig verklaart.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de stukken van het geding in het ongerede zijn geraakt, zodat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst.
2.2. Aan de Hoge Raad is op de voet van art. 434, eerste lid, Sv alleen toegezonden een getekend afschrift van de akte rechtsmiddel inzake het instellen van beroep in cassatie op 6 oktober 2004 tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 september 2004 (arrestnummer 3096/04, parketnummer 23-001966-02). Op grond van de door de Advocaat-Generaal in diens conclusie verstrekte informatie moet worden aangenomen dat de overige stukken in het ongerede zijn geraakt en niet meer beschikbaar zullen komen. Dat brengt mee dat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst. Zij kan daarom niet in stand blijven. Het middel treft doel.
2.3. De Hoge Raad zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen en de inleidende dagvaarding nietig verklaren, aangezien na verwijzing of terugwijzing van de zaak de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen op de grondslag van de tenlastelegging.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank mocht zijn vernietigd;
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 november 2007.
Conclusie 06‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Stukken van het geding zijn in het ongerede geraakt, zodat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst. De HR zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen en de inleidende dagvaarding nietig verklaren, aangezien na verwijzing of terugwijzing van de zaak de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen op grondslag van de tll.
Nr. 03659/06
Mr. Knigge
Zitting: 11 september 2007 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een ten aanzien van de verdachte gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 september 2004 (parketnummer 23-001966-02).
2. In deze zaak is tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. K.K. Hansen Löve, advocate te Amsterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel strekt ten betoge dat het arrest van het Hof te Amsterdam van 23 september 2004 dient te worden vernietigd, nu de stukken van het geding in het ongerede zijn geraakt en niet meer beschikbaar zullen komen.
5. Aan de Hoge Raad is ingevolge het bepaalde in art. 434, eerste lid, Sv slechts toegezonden een getekend afschrift van de akte rechtsmiddel inzake het instellen van beroep in cassatie op 6 oktober 2004 tegen voormeld arrest.
6. Blijkens aan de strafgriffie van de Hoge Raad verzonden brieven van A.C.J. van Zeggeren, griffier bij het Hof te Amsterdam, van 31 juli 2006 en mevr. M. Ros, griffier bij het Hof te Amsterdam, van 29 november 2006 is het dossier in deze zaak zoekgeraakt. Op 23 juli 2007 heb ik telefonisch navraag laten doen bij het Hof en ook toen was het dossier nog niet boven water gekomen.
7. Bij deze stand van zaken kan niet worden nagegaan wat in het onderhavige rechtsgeding heeft plaatsgevonden. Dat brengt mee dat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst en om die reden niet in stand kan blijven.
8. Het middel is gegrond.
9. Om doelmatigheidsredenen kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen en de inleidende dagvaarding nietig verklaren, aangezien na verwijzing of terugwijzing van de zaak de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen op de grondslag van de tenlastelegging.(1)
10. Het tweede middel bevat de klacht dat de redelijke termijn is overschreden, nu de stukken van het geding na verloop van circa 22 maanden na het instellen van het beroep in cassatie bij de strafgriffie van de Hoge Raad zijn binnengekomen.
11. Blijkens een brief van de strafgriffie van de Hoge Raad van 8 februari 2007 zijn de stukken van het geding op 2 augustus 2006 ter griffie ontvangen. Gedoeld wordt op een brief van A.C.J. van Zeggeren, griffier bij het Hof te Amsterdam, van 31 juli 2006, die bij de strafgriffie op eerdergenoemde datum is binnengekomen. In deze brief wordt er op gewezen dat het dossier in de zaak van [verdachte] niet meer voorhanden is.
12. In aanmerking genomen dat het eerste middel dient te leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding, behoeft het tweede middel geen nadere bespreking.
13. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigt, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank mocht zijn vernietigd, en de inleidende dagvaarding nietig verklaart.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie HR 12 februari 2002, NJ 2002, 302 en HR 22 oktober 2002, LJN AE7703.