NJB 2007, 2301
HR, 06-11-2007, nr. 02481/06
HR 06-11-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB4856
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 november 2007
- Magistraten
Mrs. Koster, Van Dorst en Splinter-van Kan
- Zaaknummer
02481/06
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BB4856
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB4856, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB4856, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑11‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑01‑2006
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 3 onder c
Essentie
Aanwezigheidsrecht.
De verdachte werd in hoger beroep wegens diefstal door twee of meer verenigde personen bij verstek veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf.
Bij de aanvang van de appelzitting vroeg de niet uitdrukkelijk gemachtigde advocaat aanhouding van de zaak omdat zijn cliënte, naar haar zoon hem gisterenavond had bericht, wegens onder meer de dood van haar man het allemaal niet meer aan kon en ingestort was. De aanhouding werd door het hof geweigerd omdat het hof in de door de raadsman aangevoerde geen klemmende redenen zag die tot aanhouding van de zaak nopen. Nu bij verhindering wegens ziekte, uitzonderingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.