HR, 25-09-2007, nr. 02140/06
ECLI:NL:HR:2007:BA7257
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-09-2007
- Zaaknummer
02140/06
- LJN
BA7257
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA7257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA7257
ECLI:NL:HR:2007:BA7257, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA7257
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
1. Kennelijke misslag in de bewezenverklaring. 2. Aftrek voorarrest. 3. Vordering benadeelde partij. Ad 1. De gebezigde bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan worden afgeleid dat verdachte met zijn tong is binnengedrongen in de vagina van het slachtoffer. De HR neemt echter aan dat de desbetreffende onderdelen van de tll. a.g.v een kennelijke misslag in de bewezenverklaring zijn opgenomen. De HR leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag. Aangezien in die lezing de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft ’s Hofs kennelijke vergissing niet tot cassatie te leiden. Ad 2. Ingevolge art. 27.1 Sr dient de rechter bij het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf te bevelen dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht. Het Hof heeft evenwel nagelaten art. 27.1 Sr in acht te nemen, voor zover het deze inverzekeringstelling betreft. Ad 3. In ’s Hofs overwegingen ligt als het oordeel van het Hof besloten dat de benadeelde partij tot een bedrag van EUR 259,09 materiële schade en tot een bedrag van EUR 5.000,- immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat zich bij de stukken van het geding een schaderapport van Slachtofferhulp Nederland bevindt, waarin het door de benadeelde partij gevorderde schadebedrag gespecificeerd en met bescheiden gestaafd wordt gemotiveerd, en dat namens verdachte enkel is aangevoerd dat er geen direct oorzakelijk verband is tussen de klachten van de benadeelde partij en de feiten. Hetgeen namens verdachte tegen de vordering is aangevoerd, noopte het Hof niet tot een nadere motivering.
Nr. 02140/06
Mr. Vellinga
Zitting: 5 juni 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is op 19 december 2005 door het Gerechtshof te Arnhem wegens 1 primair 'met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd' veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft het hof de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijkverklaard in haar vordering, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen tot een bedrag van € 5.259,09 en deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Voor hetzelfde bedrag heeft het Hof een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte met zijn tong in de vagina van het slachtoffer is binnengedrongen zoals het Hof heeft bewezenverklaard.
4. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezen verklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 1995 t/m 13 februari 2003 te Arnhem telkens handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft gepleegd met [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, bestaande die handelingen hierin dat verdachte met zijn penis en tong is binnengedrongen in de mond van die [benadeelde partij 1] en met zijn vinger(s) en/of tong is binnengedrongen in de vagina van die [benadeelde partij 1] en de vagina van die [benadeelde partij 1] heeft betast en/of gelikt en zich door die [benadeelde partij 1] aan zijn penis heeft laten betasten en zich door die [benadeelde partij 1] heeft laten aftrekken."
5. Het Hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens (behoudens bewijsmiddel 1.2) verwezen naar bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-000943, gedateerd 31 maart 2004, gesloten en getekend door [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], hoofdagent van politie.
1.1Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-006442, gedateerd 24 maart 2004, gesloten en getekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 1], voormeld (pagina 88 - 90 van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-000943) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik heb na zitten denken en ik denk dat wat [benadeelde partij 1] verteld heeft gedeeltelijk wel waar is. Het spijt mij heel erg voor haar wat ik haar heb aangedaan.
Over het douchen met [benadeelde partij 1] verklaar ik het volgende. Ik ging soms alleen met [benadeelde partij 1] onder de douche. Dit gebeurde in het huis bij [betrokkene 1] meer dan één keer. Bij [betrokkene 2] is dit geloof ik één keer gebeurd.
Ik denk dat het zo gegaan is zoals [benadeelde partij 1] verklaard heeft bij de politie. [Benadeelde partij 1] fantaseert dat niet.
Als ik met [benadeelde partij 1] onder de douche ging, dan waren wij beiden naakt.
U zegt dat [benadeelde partij 1] verklaard heeft over dat ze wit spul van mij in haar mond kreeg en dat zij dit uit moest spugen in de wasbak of in het doucheputje. Dat zal wel gebeurd zijn.
U vraagt mij of ik aan de plasser van [benadeelde partij 1] heb gelikt. Mogelijk heb ik dat wel gedaan. Het zal best waar zijn wat [benadeelde partij 1] verklaard heeft.
Ik hoor van u dat ik [benadeelde partij 1] standjes heb laten aannemen. Ik weet daar geen details over. Maar ik zal het mogelijk gedaan hebben.
U vraagt mij over het tongzoenen. Het is wel mogelijk.
U vraagt mij hoe dat dan met het pijpen zit. Dat kan wel gebeurd zijn.
U vraagt mij over de situatie in bed dat ik het hoofd van [benadeelde partij 1] naar beneden heb geduwd in de richting van mijn plasser. Ik neem aan dat dat waar is.
Ik hou veel van [benadeelde partij 1]. Het spijt me heel erg wat ik haar aangedaan heb.
Het is niet goed wat ik gedaan heb.
1.2De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige kamer in de rechtbank te Arnhem van 24 augustus 2005, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
(de voorzitter leest de verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie, op pagina 88 van het dossier voor)
Het zou best mogelijk kunnen zijn dat het gebeurd is.
Het klopt dat ik de kinderen wel eens heb aangeraakt.
Ik blijf overigens bij mijn verklaring zoals ik die bij de politie heb afgelegd.
Ik vind het heel vervelend voor [benadeelde partij 1] en haar ouders dat dit is gebeurd. Dit schaadt een stukje van haar jeugd.
(de raadsman vraagt verdachte of hij een verklaring kan geven voor het feit dat, na een langere tijd van omgang met de kinderen waarin er niets gebeurde, plotseling deze dingen zijn gebeurd)
Het kwam door de spanning, die werd veroorzaakt door de betrokkenheid van de politie bij de omgangsregeling met de kinderen en door bemoeienis van allerlei andere instanties.
(de voorzitter vraagt verdachte of die spanning er de directe oorzaak van was dat hij zich heeft laten pijpen door zijn dochter)
Nee, maar ik stond in die tijd onder spanning en ik was gefrustreerd. Ik werd geslagen en belachelijk gemaakt. Onder die druk heb ik dit gedaan.
1.3 Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-006442, gedateerd 22 maart 2004, gesloten en getekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 1], voormeld (pagina 72 en 73 van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-000943) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Op 14 februari 1991 ben ik getrouwd met [betrokkene 3]. Uit dit huwelijk heb ik twee kinderen. [Benadeelde partij 1] is geboren op [geboortedatum] 1994.
In 1995 zijn we officieel gescheiden, maar in 1993 of 1994 is [betrokkene 3] bij mij weggegaan.
Na [betrokkene 3] leerde ik [betrokkene 1] kennen. Samen met haar woonde ik te [woonplaats]. In december 2002 ben ik bij [betrokkene 1] weggegaan.
Daarna heb ik een relatie gekregen met [betrokkene 2]. Ik woonde met haar samen in [woonplaats]. Op 18 december 2003 is [betrokkene 2] overleden.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2202/03-151350, gedateerd 28 januari 2004, gesloten en getekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden hoofdagent van politie (pagina 23 - 29 van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-000943) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 3]:
Mijn naam is [betrokkene 3]. Ik heb een dochter van 9 jaar, [benadeelde partij 1]. De vader is [verdachte]. Ik ben 6 jaar getrouwd geweest met [verdachte] en ben in januari 1995 van hem gescheiden. Ik heb samen met [verdachte] in [woonplaats] gewoond en ben na de scheiding verhuisd.
[Verdachte] woont nog steeds in [woonplaats] en heeft na de scheiding een relatie gekregen met [betrokkene 1].
Sinds de scheiding is er een bezoekregeling geweest voor de kinderen en hun vader.
Op 26 december 2003 zei [benadeelde partij 1] mij dat ze me iets wilde vertellen. Ik merkte dat [benadeelde partij 1] in paniek raakte. Ik zag dat aan haar gezicht en merkte dat aan de krampachtigheid in haar lichaam. Ze verstijfde helemaal.
[Benadeelde partij 1] zei dat er dingen gebeurd waren met papa. [Benadeelde partij 1] zei dat ze dingen moest doen bij papa. [Benadeelde partij 1] zei dat ze aan papa's plasser had moeten zitten.
Ik wil aangifte doen van alles wat [verdachte] mijn kind heeft aangedaan.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2202/03-151350, gedateerd 26 januari 2004, gesloten en getekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 3], voormeld (pagina 36 - 38 van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-000943) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4]:
Mijn naam is [betrokkene 4] en ik ben de tweelingzus van [betrokkene 3]. Ik woon naast [betrokkene 3] en [betrokkene 5].
Op tweede kerstdag 2003 werd ik gebeld door [betrokkene 5]. Ik hoorde dat [betrokkene 5] zei dat [benadeelde partij 1] seksueel misbruikt was door haar vader. Ik bood [benadeelde partij 1] aan om met mij alleen te praten.
[Benadeelde partij 1] zei dat papa haar altijd mee onder de douche nam en dat papa haar hoofd dan altijd naar beneden duwde. Ze moest dan aan de plasser van papa zitten.
Ik hoorde dat [benadeelde partij 1] zei dat er wit spul uit de plasser van papa kwam.
Ik heb aan [benadeelde partij 1] gevraagd of dit vaker voorgekomen was. [Benadeelde partij 1] zei dat dat inderdaad zo was en dat het altijd op de badkamer gebeurde bij hun vader thuis. [Benadeelde partij 1] zei dat het gebeurde toen papa met [betrokkene 1] samen was maar ook nog toen hij met zijn nieuwe relatie [betrokkene 2] trouwde.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met bijlagen, genummerd 04-0066442, gedateerd 28 januari 2004, gesloten en getekend door [verbalisant 5], brigadier van politie en [verbalisant 6] (pagina 39 - 67 van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0753/04-000943) voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van voormelde verbalisanten betreffende het studioverhoor van [benadeelde partij 1]:
De letter "V" geeft aan wat verhoorder vroeg en de letter "P" geeft aan wat [benadeelde partij 1] zei.
Verhoorder en [benadeelde partij 1] komen samen de ruimte binnen. Verhoorder vertelt hoe ze heet en vraagt [benadeelde partij 1] of ze eerst een spelletje wil spelen of dat ze wil gaan praten over datgene waarvoor ze gekomen is. [Benadeelde partij 1] wil eerst een spelletje spelen. Na het spel vertelt [benadeelde partij 1] iets over haar. [Benadeelde partij 1] zit op paardrijden en gaat ook bijna op pianoles. In het verleden heeft [benadeelde partij 1] op dansles gezeten. [Benadeelde partij 1] zit in groep 6 en haar school heet [A]. Ze heeft enkele goede vriendinnen. [Betrokkene 6] is sinds een jaar [benadeelde partij 1 haar] hartsvriendin.
V: Nou, je hebt mij al een hele hoop verteld. Maar dit is ook een praatkamer hè. Wat kom je me hier eigenlijk vertellen?
P: Eh... over wat er eigenlijk is gebeurd
V: Wat is er gebeurd?
P: Eh... van mijn papa moest ik aan zijn plasser zitten. En dat was niet zo leuk. Dat was helemaal niet leuk. En moest ik ook met mijn mond aan zitten. En moest ik allemaal gekke dingen doen en hij zat ook aan mij. En vond ik niet leuk. En eh... hij deed... hij zat aan mij en dat vond ik ook niet zo leuk. En daarna moest ik ook weer aan hem zitten en de hele tijd zo verder. En dat deed ik toen hij bij [betrokkene 1] woonde. En toen ie een vrouw kreeg, bij een andere... ja, [betrokkene 1] was zijn vrouw niet maar een andere vrouw zeg maar. Het was wel gewoon zijn kind, maar ze waren niet getrouwd of zo, en hij woonde toen bij [betrokkene 2] en hij heet [verdachte]. En toen later gebeurde dat ook.
V: Jij zegt van... je wilt vertellen over wat er gebeurd is. Wat er gebeurd is met mijn papa, die heet [verdachte] heb je verteld. Ik moest papa aan zijn plasser zitten. Dat vond ik niet zo leuk. Jij zegt... dat vond ik helemaal niet leuk. Hij zat met zijn hand aan mij. Ik moest gekke dingen doen. Hij zat ook aan mij... vond jij ook niet leuk. Jij zei... hij zat aan mij... vond ik niet leuk en daarna ook niet. Ik weet niet wat jij daarmee bedoelde. Jij zei dat deed hij toen hij bij [betrokkene 1] woonde. En toen hij een andere vrouw kreeg zeg jij want met [betrokkene 1] was hij niet getrouwd maar daar heeft ie wel een kind... heb ik dat goed gesnapt?
P: Ja
V: En toen ie een andere vrouw kreeg, jij zegt dan bij [betrokkene 2], toen ie daar woonde gebeurde het daar ook
P: Ja
V: Jij moest hem aan zijn plasser zitten
P: Ja
V: Hoe ging dat?
P: Eh... ik moest aan zijn plasser zitten en moest ik aan zitten en mijn hand moest dan onder zijn... met de hand zo onder houden en moest ik met mijn mond er aan zitten. En dat deed ie altijd bij mij en ja... dat deed ie altijd bij mij en hij zat ook aan mij
V: Dus als ik jou goed snap dan zeg je... ik moest aan zijn plasser zitten. En laatst moest ik mijn hand daaronder houden zeg jij
P: Ja
V: En moet ik met mijn mond aan zijn plasser zitten
P: Ja
V: En hij zat ook aan jou?
P: ja
V: Dan wou ik eerst weten dat aan zijn plasser zitten he. Waarmee zat jij aan zijn plasser?
P: Met mijn handen
V: Met je handen?
P: Met je handen en mijn mond
V: En waar raakte dan je mond de plasser van je papa?
P: Eh... hier aan de bovenkant
V: Weet je nog hoe het met de plasser van je vader was als jij het met de mond of met de handen moest aanraken?
P: Eerst was ie nog een beetje slap. Daarna toen werd ie stijf
V: Werd ie stijf. En hoe kon je dan zien dat ie stijf werd?
P: Omdat... die... dat voel je ook. Dan doet is zo omhoog zo vasthouden
V: En als je nou zo die plasser vast moest houden, wat moest je dan met je hand doen?
P: Moest ik zo bewegen
V: Moest je bewegen. En dan zie ik dat je met je hand op en neer gaat. Van wie moet je dan bewegen?
P: Van mijn papa
V: En hoe weet je dan dat dat moest?
P: Omdat hij mijn hand... hij pakte mijn hand en moest ik ook zo doen
V: Dus hij pakte jouw hand met zijn hand en moest je... je wijst op en neer
P: Ja
V: Gebeurde er daarna nog iets met die plasser?
P: Er kwam van dat witte spul uit
V: Kwam van dat witte spul uit. En waar kwam dat uit?
P: Uit de plasser
V: Maar weet jij ook nog... waar uit zijn plasser?
P: Ja... uit de bovenkant kwam het er uit
V: Uit de bovenkant. En hoe weet je dat het er uit kwam?
P: Omdat... dat zag ik ook en ik moest ook met mijn mond en het kwam ook in mijn mond
V: Kwam ook in je mond. En toen het in je mond kwam wat proefde je toen?
P: Vies
V: Kan je dat omschrijven?
P: Smurrie
V: Smurrie zeg je. Vies... je trekt een heel vies gezicht bij. Dus het kwam ook in je mond. En dan, als het in je mond kwam wat gebeurde er dan?
P: Dan zei ie dat ik het uit moest spugen
V: Ja? En waar moest je het dan uitspugen?
P: In de douche of in de wasbak
P: Ja, ook als wij onder de douche stonden dan deed ie dat ook bij mij
V: En wat deed ie dan ook bij jou?
P: Hij zat aan mijn... aan mijn ding
V: Zeg maar hoe jij het noemt
P: Mijn poesje
V: Maar wat bedoel je met poesje? Ken je daar ook een ander woord voor?
P: Spleetje
V: Onder aan je voorkant. En je wijst naar tussen je benen. Jij noemt het poesje, dus wij noemen het ook gewoon poesje. Jij zegt... hij zat aan jouw poesje. En waarmee zat hij aan jouw poesje?
P: Met zijn handen
V: En wat deed ie met zijn handen?
P: Hij zat er aan te frommelen. En hij deed ook... hij heeft een paar keer maar niet zo heel vaak, maar meestal ook met zijn mond bij mij. Mijn voet moest ik tegen een muur aan doen en deed ie omheen toen en toen deed ie het gewoon bij mij
V:Je zegt ... met je voeten tegen de muur. Daar wil ik zo direct over praten. Eerst even terug dat ie met zijn handen aan je poesje zat. Dan deed ie daar over heen friemelen
P: Ja
V: Eh... hoe friemelt hij dan met zijn handen?
P: Doet ie zo... zo... en zo... en daar een klein beetje in
V: Jij maakt nu met je vingers, maak je een wiebelende beweging. Je zegt... doet ie zo... doet ie dat over je poesje of aan je poesje of...
V: Maar ik hoorde je ook net zeggen van "hij ging er ook een beetje in"... Heb ik dat goed verstaan?
P: Ja
V: Waarmee ging ie dan er in?
P: Met zijn vinger
V: Met zijn vinger. En waar ging ie er dan in?
P: In mijn poesje
V: En wat voelde jij toen ie dat deed?
P: Dat deed zeer ... want ...(onverstaanbaar)...
P: Hij ging meestal op zijn hurken zitten en toen deed ie dan aan zitten en toen deed ie met zijn mond aan en toen moest ik met mijn voet tegen de muur
P: Dan kon ie gewoon er beter bij denk ik.
V: En wat deed ie dan met zijn mond bij je poesje?
P: Ja... er aan likken
V: Wat denk je? Hoe vaak is het gebeurd?
P: Vier keer
V: Vier keer. Dat ie met zijn mond aan je poesje zat?
P: Ja maar wel vaker dat ie... ja niet met zijn mond maar... vier keer met vingers en mond dan gezeten en best wel vaak met zijn handen
V: En wat moest je nou met je hand bij zijn plasser doen?
P: Moest ik zo bewegingen maken
V: En ik zie dat je nou met je hand op en neer gaande bewegingen maakt. Hoe wist je dat je dat moest doen?
P: Omdat ie... omdat ie dat ook... hij deed dat eerst ook... dat ie zo mijn hand vasthoudt en doet ie ook wel zo... (onverstaanbaar)...
V: En hoe weet je dat je dat dan moest doen?
P:Dat zei ie. Dat had ie een keertje tegen mij gezegd. Voor de eerste keer dat ie dat deed
V: Voor de eerste keer toen zei ie dat. En later?
P: Nou de hand duwde ie ook gewoon. Mijn hand vastpakken en ja... ik durfde niks te zeggen en zo. Ik was gewoon heel erg bang voor hem eigenlijk. Toen moest ik dat allemaal doen en zo. En toen ie dat deed en... eh... ja bleef ie gewoon doorgaan. Ik was ook een beetje... ja... gewoon... dat moest... dat deed ie gewoon... bij mij en moest ik zo verder gaan van hem. En dat de eerste keer dat ie dat deed had ik gehoord en daarom moest ik dat weer gaan doen. En het was helemaal niet leuk en zo.
V: Dat was niet leuk zeg je. En je zegt van... de eerste keer hè, toen heeft ie je hand gepakt en voorgedaan. Dat je op zijn hand er over heen moest doen. Weet je nog waar de eerste keer? Waar dat was?
P: Eh... dat weet ik niet meer. Het was geloof ik een jaar of twee geleden
V: Jij denkt een jaar of twee geleden
V: Eh... de laatste keer dat dit gebeurde, weet je nog waar dat was?
P: Eh... ook in de douche denk ik
V: En die douche hè, in welk huis was ie?
P: In [betrokkene 2 haar] huis. Een koophuis
V: In [betrokkene 2 haar] huis gebeurde dit
P: Ja, en ook in het huis van [betrokkene 1]
V: Weet je nog hoe oud jij was toen het de laatste keer gebeurde?
P: Acht
V: Heb je alles verteld?
P: Eh... Als ik hem een kus gaf, dan deed ie ook wel eens bij wat niet zo leuk is.
V: En als je hem een kus gaf, hoe ging dat dan?
P: Toen had ie mij een kus gegeven en toen... hij had het al een paar keer gedaan en toen deed ie zijn tong in mijn mond stoppen.
V: Maar hoe vaak is dat gebeurd dat ie je een tongkus gaf?
P: Even kijken hoor... ehm... tien keer ongeveer."
6. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan inderdaad niet volgen dat de verdachte met zijn tong in de vagina van zijn minderjarige dochter is binnengedrongen. Dat betekent dat de bewezenverklaring op dit punt niet in stand kan blijven. De Hoge Raad kan de bewezenverklaring op dit punt verbeterd lezen. Aangezien in die lezing de aard en ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft 's Hofs kennelijke vergissing niet tot cassatie te leiden.(1)
7. Het middel is tevergeefs voorgedragen.
8. Het tweede middel klaagt dat het Hof bij het opleggen van de gevangenisstraf niet heeft bepaald dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering heeft doorgebracht, wordt afgetrokken.
9. Het dictum van het arrest luidt ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf:
"BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
(...)
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
(...)"
10. Een blik over de papieren muur leert het volgende. Het proces-verbaal van politie houdt in dat de verdachte op 22 maart 2004 in zijn woning is aangehouden en aan het begin van de middag is voorgeleid aan de hulpofficier van justitie.(2) Deze heeft de verdachte even later in verzekering gesteld in het belang van het onderzoek.(3) Op 24 maart 2004 is de verdachte in de middag heengezonden.(4)
11. Art. 27, eerste lid, Sr bepaalt onder meer dat de rechter bij het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal brengen. Gelet op art. 27, tweede lid, Sr (Bij het berekenen van de in mindering te brengen tijd geldt de eerste dag van de verzekering als een volle dag en blijft de dag waarop zij is geëindigd buiten beschouwing.) gaat het hier om twee dagen aftrek.
12. Het middel slaagt. De Hoge Raad kan alsnog bepalen dat de door de verdachte in verzekering doorgebrachte tijd in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de straf.(5)
13. Het derde middel klaagt over de motivering van de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
14. Het voegingsformulier bevindt zich bij de stukken van het geding. De vordering bedraagt een totaal van € 10.259,09 en bestaat uit € 259,09 aan materiële schade en € 10.000 aan immateriële schade. In een eerste aanleg is de vordering gedeeltelijk toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd. De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd met een schaderapport opgemaakt door een medewerkster van Slachtofferhulp Nederland. Dit rapport luidt als volgt:
"Schaderapport
Slachtoffer: [benadeelde partij 1]
Geboortedatum:[geboortedatum]-1994
Geslacht: Vrouw
Datum delict: Op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 t/m 13 februari 2003
Strafbaar feit: Met <12j. handelingen plegen (mede) seksueel binnendringen, art 244
Ontucht met minderjarig eigen kind, art 249 lid 1
Reg.Nr.Bureau Slachtofferhulp: 1911414
Parketnummer: 065034-04
Materiële schade
Niet vergoede kosten bezoek huisarts (bijlage 1) € 11,16
Niet vergoede kosten (laboratoriumonderzoek)(bijlage2) € 33,18
Totale kosten naamswijziging (bijlage 3,4 en 5) € 282,77
Reiskosten (bijlage 6) 828 1cm à € 0,20 € 165,60
Telefoonkosten (bijlage 7 en bijlage 8**) € 25,46
€ 518,17
Bijgaand overzicht gemaakte kosten (bijlage 8)
De materiële kosten worden in tweeën gedeeld, gezien
ze betrekking hebben op twee kinderen en ieder apart voegt.
Totaal € 259,09
Immateriële schade
In de eerste jaren van haar leven ontwikkelt [benadeelde partij 1] zich als een normaal en gezond kind. Als peuter heeft ze veel plezier in haar leven, een sportieve uitstraling en ze houd dan al van dansen op muziek. Op de peuterspeelzaal komt ze in de klas goed mee, ze neemt regelmatig vriendinnetjes mee naar huis en ze wordt door iedereen goed geaccepteerd.
In groep vier openbaren zich de eerste problemen. [Benadeelde partij 1] verandert in haar nadeel. Ze wordt bazig over haar klasgenootjes en eist alle aandacht op. In deze periode klaagt ze veel over buikpijn en was er nauwelijks sprake van eetlust, zelfs braakneigingen waren aan de orde van de dag.
Na een omgangsweekend met haar vader kon ze vaak moeilijk in slaap komen en kon ze geen afscheid nemen van haar moeder. Regelmatig kwam ze naar beneden en wilde ze niet meer naar bed gaan. Ook was ze dan vaak down en draaide ze op haar kamer droevige muziek en wilde ze met rust gelaten worden.
In 1998 heeft [benadeelde partij 1] ongeveer 6 maanden geen omgang met haar vader gehad. In de periode hiervoor en erna heeft ze vaak te kennen gegeven dat ze niet naar haar vader wilde. Een reden hiervoor wilde ze niet geven.
In groep vijf gaat het met [benadeelde partij 1] steeds slechter. Ze is niet meer voor rede vatbaar en gaat continue in discussie met o.a. haar leerkracht. Ze eist enorm veel aandacht, niets is meer goed, niets deugd er meer en ze is het nergens mee eens. Op school wordt afgesproken dat haar moeder wekelijks contact heeft met de leerkracht. Ook wordt een soort dagboekje bijgehouden waar informatie van school en thuis instaat, dit moet [benadeelde partij 1] dagelijks mee naar school nemen.
[Benadeelde partij 1] heeft bij haar moeder aangegeven dat haar vader regelmatig te veel alcohol dronk en vervolgens in de auto stapte. Dit is volgens [benadeelde partij 1] regelmatig gebeurd als zij en haar broer erbij waren. Dit maakte haar erg bang.
[Benadeelde partij 1 haar] vader is jaren niet op haar verjaardag geweest en belde dan ook niet. Zij stelde dan de vraag voor haarzelf of haar vader haar wel lief vond, of dat ze misschien tijdens het laatste weekend niet lief is geweest voor haar vader. Dit maakte haar erg onzeker.
Ook heeft ze het als zeer pijnlijk ervaren dat haar broer door haar vader zo hardhandig werd aangepakt. Ze heeft dit vaak met lede ogen aan moeten zien. [Benadeelde partij 1] was heel bang voor haar vader.
Toen op verzoek van [benadeelde partij 1] en haar broer in begin 2003 de omgang met hun vader werd stop gezet, kwam er voor haar meer rust in haar leven.
In december 2003 geeft [benadeelde partij 1] haar moeder te kennen dat ze een groot geheim heeft. Ze geeft aan dat zij over een periode van enkele jaren seksueel misbruikt is door haar vader. Op het moment dat ze het haar moeder vertelde verkrampte haar lichaam volledig.
Voor haar moeder zijn nu veel zaken duidelijk, de eetlust, de vele buikklachten, slapeloosheid en de braakneigingen. Ze begrijpt nu wat ze al die tijd door heeft moeten maken.
Op dit moment heeft ze veel last van een minderwaardigheidscomplex over haar eigen lichaam. Ook geeft ze te kennen dat ze vaak terug denkt aan de geur van haar vader, tijdens de seksuele handelingen met [benadeelde partij 1] kwam er bij haar vader een geur vrij die ze nooit meer zal vergeten.
[Benadeelde partij 1] is naar aanleiding van deze situatie heel bezorgd voor haar moeder, haar angst dat er met haar moeder iets gebeurt is groter dan voorheen.
Nu [benadeelde partij 1 haar] grote geheim eruit is, is er een last van haar schouders gevallen. Ze is rustiger geworden en ook de contacten met klasgenootjes verloopt beter.
[Benadeelde partij 1] heeft afgelopen jaar regelmatig de achternaam van haar vader niet willen gebruiken, nu is duidelijk waarom ze dat deed. Ze wil graag haar moeders achternaam. De naamsverandering is inmiddels aangevraagd.
Conclusie
Samenvattend concludeer ik dat de beschadiging van [benadeelde partij 1] door het jarenlang seksueel misbruik erg groot is en van grote invloed zal zijn op haar verdere leven. Ze is boos en verdrietig, ze heeft een minderwaardigheidsgevoel en ze kan al deze verwarrende gevoelens moeilijk uiten. Ze huilt veel, kan moeilijk inslapen en moet er veel aan denken,maar ze kan er moeilijk over praten. Ook is ze bang dat ze haar vader tegen komt. [Benadeelde partij 1] is gestart met professionele hulp in de vorm van speltherapie (bijlage 9).
Aangezien thans geen inzicht bestaat over het verloop ten aanzien van de verwerking van het seksueel misbruik van [benadeelde partij 1] wordt de vordering van de immateriële schade als een voorschot ingediend en verzoeken wij U deze vordering als maatregel op .te leggen.
Op grond van het bovenstaande acht ik een schadeclaim van € 10.000,00 redelijk en billjk.
Plus de wettelijke rente vanaf datum delict tot aan de dag der algehele voldoening P.M. -
De hoogte van de gevraagde schadeclaim is afgeleid van de hieronder genoemde uitspraken.
Vergelijkbare uitspraken:
ANWB Smartengeldboek 2003
No 844 Rb.Rotterdam, 19-4-1996 rolnr 94/2375
Meisje, 6 jaar
Vanaf haar 6e jaar tot haar 1 3e jaar door haar vader seksueel misbruikt. Hoewel de psychische schade niet direct aangetoond werd, acht de rechtbank het een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van een kind zowel op korte als lange termijn psychische schade voor het kind tot gevolg heeft.
Geen matiging toegepast.
Toegewezen (geïndexeerd naar 2003) bedrag: € 13.614,-
Geïndexeerd bedrag: € 14.159,-
ANWB Smartengeldboek 2003
No 860 Rb. Den Haag, 16-2-2000 rolnr 98/84
Meisje, 5 jaar
Vanaf haar 5e jaar tot ongeveer 12-jarige leeftijd door haar vader seksueel misbruikt. Hiermee is op grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en de vader heeft de vertrouwensrelatie tussen hem en zijn dochter misbruikt. Zeker gezien de jeugdige leeftijd waarop de ontucht is begonnen, heeft dit ernstige psychische schade toegebracht, waarvoor het meisje behandeld is.
Toegewezen (geïndexeerd naar 2003) bedrag: € 14.974,-
Geïndexeerd bedrag: € 15.572,-
Totaal
Materiële schade € 259,09
Immateriële schade € 10.000,00
Totaal (als voorschot) € 10.259,09
Eindhoven, 4 juni 2004
M. van Gils, medewerkster Bureau Slachtofferhulp."
15. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt op dit punt in:
"De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over.
De verdachte en de raadsman voeren het woord tot de verdediging.
De raadsman verklaart daartoe -zakelijk weergegeven- als volgt:
(...)
De vorderingen van de benadeelde partijen kan hij niet betalen. Hij zou dan na zijn detentie de bijstand in gaan.
Ik vind de rapportage van slachtofferhulp niet representatief genoeg om de schade te kunnen aannemen die wordt gevorderd. Er waren al een aantal klachten aanwezig. Ik zie geen direct oorzakelijk verband met de feiten."
16. De vordering van de Advocaat-Generaal houdt op dit punt in:
"met toewijzing van de vordering(en) van de benadeelde partij(en) tot € 3000 ([benadeelde partij 1]) en € 750 ([benadeelde partij 2]) EURO en met de verplichting om aan de staat ten behoeve van het/de slachtoffer(s) een bedrag van 3000/750 EURO te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dgn HEC/ 15 dgn HEC met afwijzing van de vordering/niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij(en)."
17. Het Hof heeft in zijn arrest overwogen:
"De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 10.259,09 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.000,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is opgebouwd als volgt:
-een bedrag van EUR 259,09 aan materiële schade;
-een bedrag van EUR 10.000,= aan immateriële schade.
Het onderdeel van de vordering betreffende de materiële schade kan als onweersproken en overigens ook op de wet gegrond, worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof, ten aanzien van het onderdeel van de vordering betreffende de immateriële schade, voldoende gebleken, dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden."
18. Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen tot een bedrag van € 5.259,09 en haar in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Voor hetzelfde bedrag heeft het Hof een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Het Hof noemt niet tot welk bedrag de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, maar gelet op het toegewezen bedrag en de omvang van de door het Hof vastgestelde materiële schade moet worden aangenomen, dat de immateriële schade € 5000,-- bedraagt.
19. In de toelichting op het middel wordt geklaagd dat het Hof onvoldoende heeft gerespondeerd op het gevoerde verweer dat er onvoldoende oorzakelijk verband bestaat tussen de klachten van het slachtoffer en de bewezenverklaarde feiten, bij welk verweer is gewezen op de omstandigheid dat een aantal klachten al aanwezig was.
20. Het Hof heeft overwogen dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Die overwegingen houden niets in omtrent het door de verdediging betwiste verband tussen een aantal klachten van het slachtoffer en het bewezenverklaarde feit.
21. Zijdens de verdachte is niet gesteld dat alle in het hiervoor aangehaalde schaderapport genoemde klachten, maar een aantal van die klachten al aanwezig waren. Dit verweer is niet gespecificeerd, noch naar aard noch naar omvang van die klachten. Op de uitgebreide onderbouwing van de immateriële in het schaderapport is van de zijde van de verdachte niet ingegaan. In die omstandigheden heeft het Hof het verweer als van een te algemeen en rudimentair karakter onbesproken mogen laten. Daar komt nog bij dat het Hof de gestelde immateriële schade niet volledig heeft toegewezen doch voor de helft.
22. Het middel faalt.
23. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
24. Deze conclusie strekt ertoe strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de strafoplegging voor zover op de opgelegde gevangenisstraf niet in mindering is gebracht de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, tot toepassing door de Hoge Raad van art. 27, eerste lid, Sr, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 27 juni 2000, NJ 2000, 548; HR 11 januari 2005, LJN AR5101.
2 Proces-verbaal van politie p. 14 en 16.
3 Proces-verbaal van politie p. 17.
4 Proces-verbaal van politie p. 10.
5 Vgl. HR 17 april 2007, LJN AZ6131.
Uitspraak 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
1. Kennelijke misslag in de bewezenverklaring. 2. Aftrek voorarrest. 3. Vordering benadeelde partij. Ad 1. De gebezigde bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan worden afgeleid dat verdachte met zijn tong is binnengedrongen in de vagina van het slachtoffer. De HR neemt echter aan dat de desbetreffende onderdelen van de tll. a.g.v een kennelijke misslag in de bewezenverklaring zijn opgenomen. De HR leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag. Aangezien in die lezing de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft ’s Hofs kennelijke vergissing niet tot cassatie te leiden. Ad 2. Ingevolge art. 27.1 Sr dient de rechter bij het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf te bevelen dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht. Het Hof heeft evenwel nagelaten art. 27.1 Sr in acht te nemen, voor zover het deze inverzekeringstelling betreft. Ad 3. In ’s Hofs overwegingen ligt als het oordeel van het Hof besloten dat de benadeelde partij tot een bedrag van EUR 259,09 materiële schade en tot een bedrag van EUR 5.000,- immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat zich bij de stukken van het geding een schaderapport van Slachtofferhulp Nederland bevindt, waarin het door de benadeelde partij gevorderde schadebedrag gespecificeerd en met bescheiden gestaafd wordt gemotiveerd, en dat namens verdachte enkel is aangevoerd dat er geen direct oorzakelijk verband is tussen de klachten van de benadeelde partij en de feiten. Hetgeen namens verdachte tegen de vordering is aangevoerd, noopte het Hof niet tot een nadere motivering.
25 september 2007
Strafkamer
nr. 02140/06
KM/RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 december 2005, nummer 21/002024-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 5 april 2005 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 primair "met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd" veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld en de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging voor zover op de opgelegde gevangenisstraf niet in mindering is gebracht de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en dat de Hoge Raad art. 27, eerste lid, Sr zal toepassen, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte met zijn tong is binnengedrongen in de vagina van [benadeelde partij 1].
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 1995 t/m 13 februari 2003 te Arnhem telkens handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft gepleegd met [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, bestaande die handelingen hierin dat verdachte met zijn penis en tong is binnengedrongen in de mond van die [benadeelde partij 1] en met zijn vinger(s) en/of tong is binnengedrongen in de vagina van die [benadeelde partij 1] en de vagina van die [benadeelde partij 1] heeft betast en/of gelikt en zich door die [benadeelde partij 1] aan zijn penis heeft laten betasten en zich door die [benadeelde partij 1] heeft laten aftrekken."
3.3. De gebezigde bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte met zijn tong is binnengedrongen in de vagina van [benadeelde partij 1]. De Hoge Raad neemt echter aan dat de desbetreffende onderdelen van de tenlastelegging als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring zijn opgenomen. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag. Aangezien in die lezing de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft 's Hofs kennelijke vergissing niet tot cassatie te leiden.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat de strafoplegging onvoldoende met redenen is omkleed, nu het Hof in strijd met art. 27 Sr bij het opleggen van de gevangenisstraf niet heeft bevolen dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
4.2. Ingevolge het eerste lid van art. 27 Sr dient de rechter - voor zover hier van belang - bij het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf te bevelen dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
4.3. De stukken van het geding houden in dat de verdachte op 22 maart 2004 om 13.15 uur in verzekering is gesteld en op 24 maart 2004 om 15.45 uur is heengezonden. Het Hof heeft evenwel nagelaten art. 27, eerste lid, Sr in acht te nemen, voor zover het deze inverzekeringstelling betreft. Het middel is dus gegrond. De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, doen wat het Hof had behoren te doen.
5. Beoordeling van het derde middel
5.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en de daarmee samenhangende schadevergoedingsmaatregel in het licht van het dienaangaande gevoerde verweer onvoldoende heeft gemotiveerd.
5.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een "voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Aan dit voegingsformulier is een schaderapport van Slachtofferhulp Nederland gehecht. Dit schaderapport houdt onder meer het volgende in:
"Materiële schade
Niet vergoede kosten bezoek huisarts (bijlage I) € 11,16
Niet vergoede kosten (laboratoriumonderzoek) (bijlage 2) € 33,18
Totale kosten naamswijziging (bijlage 3, 4 en 5) € 282,77
Reiskosten (bijlage 6) 828 km á € 0,20 € 165,60
Telefoonkosten (bijlage 7 en bijlage 8 **) € 25,46
€ 518,17
Bijgaand overzicht gemaakte kosten (bijlage 8)
De materiële kosten worden in tweeën gedeeld, gezien ze betrekking hebben op twee kinderen en ieder apart voegt.
Totaal € 259,09
Immateriële schade
(...)
Conclusie
Samenvattend concludeer ik dat de beschadiging van [benadeelde partij 1] door het jarenlang seksueel misbruik erg groot is en van grote invloed zal zijn op haar verdere leven. Ze is boos en verdrietig, ze heeft een minderwaardigheidsgevoel en ze kan al deze verwarrende gevoelens moeilijk uiten. Ze huilt veel, kan moeilijk inslapen en moet er veel aan denken, maar ze kan er moeilijk over praten. Ook is ze bang dat ze haar vader tegen komt. [Benadeelde partij 1] is gestart met professionele hulp in de vorm van speltherapie (bijlage 9).
Aangezien thans geen inzicht bestaat over het verloop ten aanzien van de verwerking van het seksueel misbruik van [benadeelde partij 1] wordt de vordering van de immateriële schade als een voorschot ingediend en verzoeken wij U deze vordering als maatregel op te leggen.
Op grond van het bovenstaande acht ik een schadeclaim van € 10.000,00 redelijk en billijk. Plus de wettelijke rente vanaf datum delict tot aan de dag der algehele voldoening P.M."
5.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot de verdediging. De raadsman verklaart daartoe - zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
De vorderingen van de benadeelde partijen kan hij niet betalen. Hij zou dan na zijn detentie de bijstand in gaan. Ik vind de rapportage van slachtofferhulp niet representatief genoeg om de schade te kunnen aannemen die wordt gevorderd. Er waren al een aantal klachten aanwezig. Ik zie geen direct oorzakelijk verband met de feiten."
5.4. De bestreden uitspraak houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 10.259,09 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is opgebouwd als volgt:
- een bedrag van EUR 259,09 aan materiële schade;
- een bedrag van EUR 10.000,- aan immateriële schade.
Het onderdeel van de vordering betreffende de materiële schade kan als onweersproken en overigens ook op de wet gegrond, worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof, ten aanzien van de vordering betreffende de immateriële schade, voldoende gebleken, dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
(...)
BESLISSING
Het hof:
(...)
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van EUR 5.259,09 (vijfduizend tweehonderdnegenvijftig euro en negen cent).
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van EUR 5.259,09 (vijfduizend tweehonderdnegenenvijftig euro en negen cent), bij gebreken van betaling en verhaal te vervangen door 105 (honderdvijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen."
5.5. In de hiervoor onder 5.4 weergegeven overwegingen ligt als het oordeel van het Hof besloten dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 259,09 materiële schade en tot een bedrag van € 5.000,- immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat zich - zoals hiervoor onder 5.2 is weergegeven - bij de stukken van het geding een schaderapport van Slachtofferhulp Nederland bevindt, waarin het door de benadeelde partij gevorderde schadebedrag gespecificeerd en met bescheiden gestaafd wordt gemotiveerd, en dat namens de verdachte enkel is aangevoerd dat er geen direct oorzakelijk verband is tussen de klachten van de benadeelde partij en de feiten. Hetgeen namens de verdachte tegen de vordering is aangevoerd, noopte het Hof niet tot een nadere motivering.
5.6. Het middel faalt.
6. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij is verzuimd ter zake van de in verzekering doorgebrachte tijd art. 27, eerste lid, Sr toe te passen;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 25 september 2007.