HR, 25-09-2007, nr. 00587/07 H
ECLI:NL:HR:2007:BA7884
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-09-2007
- Zaaknummer
00587/07 H
- LJN
BA7884
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA7884, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA7884
ECLI:NL:HR:2007:BA7884, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2007; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA7884
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Herziening. De inhoud van het p-v geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
Nr. 00587/07 H
Mr. Vellinga
Zitting: 19 juni 2007
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. Het Gerechtshof te Amsterdam, zittinghoudende te Arnhem, heeft bij arrest van 12 augustus 2003 aanvrager veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd verklaard wegens 'het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd'. Voorts gelastte het Hof de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank te Utrecht d.d. 28 juni 2002, te weten voor de duur van één maand.
2. Namens de aanvrager heeft mr. H.K. Jap-A-Joe een aanvraag tot herziening van bovengenoemd arrest ingediend.
3. De aanvraag tot herziening steunt op de stelling dat een ander dan aanvrager indertijd de bewezenverklaarde feiten heeft begaan en dat er sprake is van identiteitsfraude. Ter ondersteuning van die stelling wordt verwezen naar een kopie van een proces-verbaal van politie.
4. In de aanvraag wordt het volgende aangevoerd. De aanvrager is op 25 februari 2006 aangehouden op Schiphol ter zake van overtreding van de Opiumwet en in verzekering gesteld. Voor deze zaak is de aanvrager vervolgd door het parket te Haarlem. Op verzoek van de Officier van Justitie te Haarlem heeft het Korps Landelijke Politiediensten een onderzoek ingesteld of degene die te Utrecht op 14 november 2002 werd aangehouden ter zake van de feiten die het Hof bewezen heeft verklaard, dezelfde persoon is als verzoeker.
5. Bij de stukken van het geding bevindt zich een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee d.d. 23 maart 2006. Dit proces-verbaal houdt kort gezegd in dat de personen afgebeeld op de foto van degene die is aangehouden te Utrecht op 14 november 2002 en op de foto van verzoeker zoals genomen na zijn aanhouding op Schiphol op 25 februari 2006 niet overeenkomen. Daarnaast zijn de foto's die zijn ingeleverd bij paspoortaanvragen op naam van de aanvrager opgevraagd bij de gemeente Rotterdam. De persoon die staat afgebeeld op de foto's van de paspoortaanvragen vertoont volgens de verbalisanten een grote gelijkenis met verzoeker zoals die is afgebeeld op de foto genomen na zijn aanhouding op Schiphol op 25 februari 2006.
6. Tevens houdt dit proces-verbaal in dat de vingerafdrukken zoals afgenomen bij verzoeker bij zijn aanhouding op Schiphol niet overeenkomen met de vingerafdrukken van degene die is aangehouden te Utrecht op 14 november 2002. Het dactyloscopisch signalement opgenomen op laatstgenoemde datum komt reeds eerder voor in het zogenaamde HAVANK systeem en wel onder andere personalia dan die van de aanvrager.
7. De hierboven weergegeven omstandigheden waarop de aanvraag zich beroept, wekken het ernstige vermoeden, zoals bedoeld in art. 457, eerste lid onder 2, Sv, dat als de rechter hiervan op de hoogte was geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou zijn vrijgesproken. Er is immers alle reden aan te nemen dat sprake is van een persoonsverwisseling.
8. Aan dat ernstige vermoeden kan niet afdoen dat degene die op 14 november 2002 te Utrecht is aangehouden feilloos de personalia van aanvrager wist te noemen en dat de medeverdachte van de toen aangehouden persoon die persoon [aanvrager] noemt.
9. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 augustus 2003 zal bevelen, en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Den Haag opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 25‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Herziening. De inhoud van het p-v geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
25 september 2007
Strafkamer
nr. 00587/07 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 12 augustus 2003, nummer 21/000422-03, ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, te dezen domicilie kiezende te Utrecht ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 3 februari 2003 - de aanvrager ter zake van "het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod" en "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van identiteitsfraude.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Bij de stukken bevindt zich een brief van 5 april 2006 van de Officier van Justitie bij het Arrondissementsparket Haarlem, aan het Arrondissementsparket Utrecht, waarin eerstgenoemde mededeelt dat uit onderzoek van de Koninklijke Marechaussee is gebleken dat de verdachte [aanvrager] niet dezelfde persoon is als degene die in 2002 in Utrecht is aangehouden in verband met overtreding van de Opiumwet, geregistreerd onder parketnummer 16-106864-02, welke overtreding heeft geleid tot het arrest waarvan herziening wordt gevraagd. Het bij die brief gevoegde proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1 en 2], houdt onder meer het volgende in:
"Op 22 maart 2006 hebben wij, verbalisanten, van het Openbaar Ministerie te Haarlem, nevenvestiging Schiphol het verzoek ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de identiteit van verdachte [aanvrager] geboren [geboortedatum]-1976 te [geboorteplaats].
(...)
Op 22 maart 2006 heb ik, [verbalisant 1], contact gehad met de Herkenningsdienst (HKD) Schiphol. Ik, verbalisant, heb van de HKD een tweetal foto's ontvangen. Deze -2- foto's hebben wij, verbalisanten, voorzien van de letters -A- en -B-, respectievelijk foto -A-, genomen na zijn aanhouding te 2002 te Utrecht en foto -B- welke is genomen na zijn aanhouding op 25 februari 2006 te Schiphol.
Wij, verbalisanten, hebben de personen afgebeeld op deze foto's vergeleken en zagen dat de personen afgebeeld op deze foto's geen gelijkenis vertoonden.
(...)
Op 22 maart 2006 heb ik, [verbalisant 1], contact gehad met de DNRI, en hen verzocht het dactyloscopisch signalement opgenomen bij verdachte [aanvrager] na zijn aanhouding op 25 februari 2006 te Schiphol, te vergelijken met de dactylopscopische signalementen reeds aanwezig in het zogenaamde Havank systeem. Hieruit bleek dat dit voornoemd dactylopscopisch signalement reeds niet eerder voorkwam. Er bleek dat er op deze naam al een dactyloscopisch signalement voorkwam, welke was opgenomen op 14-11-2002 te Utrecht. Dit dactyloscopisch signalement komt echter niet overeen met het dactyloscopisch signalement opgenomen na zijn aanhouding op 25 februari 2006 te Schiphol.
Het dactyloscopisch signalement opgenomen op 14-11-2002 te Utrecht komt in het Havank-systeem reeds eerder voor onder de naam [betrokkene 1], geboren [geboortedatum]-1969 te [geboorteplaats].
(...)
Op 23 maart 2006 heb ik, [verbalisant 1], alle paspoortaanvragen op naam van [aanvrager] geboren [geboortedatum]-1976 te [geboorteplaats] opgevraagd bij de gemeente Rotterdam. Wij, verbalisanten, zagen dat op al deze paspoortaanvragen een en de zelfde persoon stond afgebeeld, welke een gelijkenis vertoont met foto -B-, zijnde de foto welke is genomen na zijn aanhouding op 25 februari 2006 te Schiphol.
De persoon afgebeeld op de paspoortaanvragen vertoont een grote gelijkenis met de foto gemaakt na de aanhouding van [aanvrager] op 25 februari 2006 te Schiphol.
(...)
Naar aanleiding van vorenstaande kan worden aangenomen dat verdachte [aanvrager] geboren op [geboortedatum]-1976 te [geboorteplaats], aangehouden op 25 februari 2006 te Schiphol, NIET de zelfde persoon is welke is aangehouden in verband met een overtreding van de Opiumwet te Utrecht.
Eveneens kan naar aanleiding van vorenstaande worden aangenomen dat de persoon welke is aangehouden op 25 februari 2006 te Schiphol, daadwerkelijk is: [aanvrager], [geboortedatum]-1976 te [geboorteplaats]."
4.2. De inhoud van dit proces-verbaal geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat het Hof, ware het met de evenvermelde feiten en omstandig-heden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 12 augustus 2003;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 september 2007.