HR, 04-09-2007, nr. 02017/06 B
ECLI:NL:HR:2007:BA5840
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-09-2007
- Zaaknummer
02017/06 B
- LJN
BA5840
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA5840, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑09‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA5840
ECLI:NL:HR:2007:BA5840, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑09‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA5840
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑08‑2006
- Vindplaatsen
Conclusie 04‑09‑2007
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag. De bestreden beschikking berust op een ondeugdelijke grond. Hoewel de Rb – naar luid van het pv van de behandeling in raadkamer – beschikte over het door de politie opgemaakte pv en aankondigde op basis daarvan het klaagschrift te zullen beoordelen, heeft zij zulks blijkens de bestreden beschikking nagelaten omdat “het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van de klager”.
Griffienr. 02017/06 B
Mr Wortel
Zitting:22 mei 2007
Conclusie inzake:
[klager]
1. Dit cassatieberoep betreft een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch waarbij een namens de bovengenoemde persoon (hierna: de klager) ingediend beklag, strekkende tot teruggave van onder hem in beslag genomen voorwerpen, deels gegrond is verklaard, met bevel tot teruggave van de op een aangehechte lijst vermelde (overigens grotendeels reeds vernietigde) voorwerpen, met ongegrondverklaring van het beklag voor het overige.
2. Het cassatieberoep is ingesteld door de officier van justitie. In een schriftuur, namens de officier van justitie ondertekend door een advocaat-generaal in het ressort 's-Gravenhage, tevens plaatsvervangend officier van justitie in het betreffende arrondissement, zijn cassatiemiddelen voorgesteld.
3. De bestreden beschikking houdt in, voor zover hier van belang:
"Deze beschikking betreft een op 27 december 2005 (...) ingediend klaagschrift (...).
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 20 oktober 2005 door de politie te Boxmeer gelegde beslag op de handelsvoorraad van de aan klager toebehorende growshop (...) en de teruggave daarvan aan klager.
Op 10 maart 2006 is het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. Door klager is gepersisteerd bij het klaagschrift. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de inwilliging van het klaagschrift in verband met zijn voornemen te zijner tijd ter terechtzitting van de strafrechter de verbeurdverklaring van voornoemde goederen te vorderen. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De beoordeling
(...)
De rechtbank constateert dat het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van klager, dit terwijl de behandeling in raadkamer van onderhavige klaagschrift reeds tweemaal is uitgesteld teneinde het openbaar ministerie in staat te stellen het dossier te completeren met de beslagstukken. Gevolg hiervan is dat de rechtbank niet kan toetsen of sprake is van een wetmatig beslag en evenmin of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het verzuim van het openbaar ministerie moet worden uitgelegd in het voordeel van klager. Om die reden dient bij afweging van het belang van strafvordering en het belang van klager bij teruggave, het belang van klager zwaarder te wegen, behoudens voor zover sprake is van goederen waarvan het ongecontroleerde bezit strijdig is met de wet. Voor wat betreft de onder klager inbeslaggenomen 98 hennepplanten (stekjes), zal het bezwaar ongegrond worden verklaard, nu niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, deze goederen zal onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal het beklag voor het overige gegrond verklaren en de teruggave van na te noemen goederen aan klager bevelen"
4. Tegen deze overwegingen voert het Openbaar Ministerie één middel aan dat enkele klachten bevat.
5. Het verbaast me dat dit beroep is ingesteld. De vaststellingen van de Rechtbank komen er op neer dat het Openbaar Ministerie vier en een halve maand lang heeft verzuimd de Rechtbank en de klager van de meest essentiële informatie te voorzien, ofschoon de behandeling van het klaagschrift daartoe twee maal was aangehouden.
6. In één opzicht vertoont de bestreden beschikking een zwakte: daarin is vastgesteld dat de rechtmatigheid van de beslaglegging en de noodzaak het beslag te handhaven niet kunnen worden getoetst omdat de Rechtbank geen ander stuk ter beschikking heeft dan het klaagschrift. Dit kan ten tijde van het nemen van de beschikking niet meer juist zijn geweest, aangezien het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer vermeldt dat de officier van justitie een proces-verbaal met beslaglijst heeft overgelegd.
7. Tegen deze onjuistheid in de bestreden beschikking richt zich de eerste klacht. Naar mijn overtuiging dient evenwel uitgangspunt te zijn - voor het Openbaar Ministerie nog veel meer dan voor de verdediging - dat de cassatieprocedure er niet is om geblunder in de eerdere procesfase te herstellen. Zelf vind ik dit in ieder geval zonde van mijn tijd, temeer omdat de last tot teruggave betrekking heeft op een groot aantal voorwerpen die weliswaar hebben gediend voor de hennepteelt, doch op zichzelf beschouwd niet van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit ervan onder alle omstandigheden in strijd is met de wet of de openbare orde.
8. Ik stel daarom voor de bestreden uitspraak aldus verbeterd te lezen dat het aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen verzuim om vóór 10 maart 2006, bij de derde hervatting van de behandeling in raadkamer, enig stuk te overleggen betreffende de inbeslagneming in oktober 2005 tot gevolg heeft gehad dat de Rechtbank niet naar behoren heeft kunnen onderzoeken of het beslag rechtmatig is gelegd en het belang van de strafvordering voortduren nog rechtvaardigde, mede in aanmerking genomen dat hetzelfde verzuim tot gevolg had dat de klager is beperkt in diens mogelijkheden zijn standpunten nader te onderbouwen.
9. Door die verbeterde lezing zal de bestreden uitspraak geen tekortkoming meer vertonen die tot vernietiging dient te voeren. Verder faalt de tweede klacht omdat daarin ten onrechte is aangenomen dat de overwegingen van de Rechtbank een tegenstrijdigheid vertonen. De onmogelijkheid om het strafvorderlijk belang bij voortduren van het beslag - behoorlijk - te onderzoeken is geenszins onverenigbaar met het oordeel dat er (dus) vanuit gegaan moet worden dat de klager een zwaarder wegend belang heeft. De derde en de vierde klacht falen omdat het de Rechtbank vrij stond te oordelen dat door tekortschieten van het Openbaar Ministerie inmiddels zó veel tijd was verstreken dat ook de ene week uitstel die de officier van justitie nog verzocht niet gegund behoorde te worden.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
Naar mijn inzicht leent het middel, en daarmee het beroep, zich voor afdoening met de in art. 81 RO bedoelde korte motivering.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 04‑09‑2007
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag. De bestreden beschikking berust op een ondeugdelijke grond. Hoewel de Rb – naar luid van het pv van de behandeling in raadkamer – beschikte over het door de politie opgemaakte pv en aankondigde op basis daarvan het klaagschrift te zullen beoordelen, heeft zij zulks blijkens de bestreden beschikking nagelaten omdat “het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van de klager”.
4 september 2007
Strafkamer
nr. 02017/06 B
DV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 24 maart 2006, parketnummer RK 05/1356, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De rechter heeft het beklag ten dele ongegrond, ten dele gegrond verklaard en aan de bewaarder last gegeven tot teruggave aan [klager] van onder hem inbeslaggenomen goederen als in de beschikking vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie die bij schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst primair de klacht dat de motivering van de bestreden beschikking onbegrijpelijk is, omdat de Rechtbank, anders dan in de beschikking wordt overwogen, blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer wel beschikte over inhoudelijke stukken, te weten het proces-verbaal van politie en de beslaglijst.
3.2. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 10 maart 2006 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"De rechter deelt mee niet over het dossier van deze zaak te beschikken en vraagt daarover een toelichting aan de officier van justitie.
De officier van justitie
Vast staat dat dit bezwaarschrift door het openbaar ministerie niet met de vereiste zorg is behandeld. Hedenochtend heb ik pas het dossier in deze zaak ontvangen van de zaaksofficier. (...)
Ik overleg nu aan de rechtbank het proces-verbaal in deze zaak, met de daarbij behorende beslaglijst.
(...)
De raadsman
(...)
Ik ga akkoord dat de rechtbank op het bezwaarschrift beslist op basis van alleen de beslaglijst, waarover de OvJ thans beschikt.
(...)
Rechter deelt mee dat zij op basis van het door de politie opgemaakte proces-verbaal zal bekijken en beoordelen wat wel en wat niet rechtmatig in beslag is genomen. Wat als niet rechtmatig wordt geoordeeld, gaat terug naar beslagene.
De officier van justitie, de klager en zijn raadsman gaan hiermee akkoord.
(...)"
3.3. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, in:
"Deze beschikking betreft een op 27 december 2005 (...) ingediend klaagschrift (...).
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 20 oktober 2005 door de politie te Boxmeer gelegde beslag op de handelsvoorraad van de aan klager toebehorende growshop (...) en de teruggave daarvan aan klager.
Op 10 maart 2006 is het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. Door klager is gepersisteerd bij het klaagschrift. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de inwilliging van het klaagschrift in verband met zijn voornemen te zijner tijd ter terechtzitting van de strafrechter de verbeurdverklaring van voornoemde goederen te vorderen. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De beoordeling
(...)
De rechtbank constateert dat het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van klager, dit terwijl de behandeling in raadkamer van onderhavig klaagschrift reeds tweemaal is uitgesteld teneinde het openbaar ministerie in staat te stellen het dossier te completeren met de beslagstukken. Gevolg hiervan is dat de rechtbank niet kan toetsen of sprake is van een wetmatig beslag en evenmin of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het verzuim van het openbaar ministerie moet worden uitgelegd in het voordeel van klager. Om die reden dient bij afweging van het belang van strafvordering en het belang van klager bij teruggave, het belang van klager zwaarder te wegen, behoudens voor zover sprake is van goederen waarvan het ongecontroleerde bezit strijdig is met de wet. Voor wat betreft de onder klager inbeslaggenomen 98 hennepplanten (stekjes), zal het bezwaar ongegrond worden verklaard, nu niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, deze goederen zal onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal het beklag voor het overige gegrond verklaren en de teruggave van na te noemen goederen aan klager bevelen."
3.4. Hoewel de Rechtbank - naar luid van het proces-ver-baal van de behandeling in raadkamer - beschikte over het door de politie opgemaakte proces-verbaal en aankondigde op basis daarvan het klaagschrift te zullen beoordelen, heeft zij zulks blijkens de bestreden beschikking nagelaten omdat "het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van de klager". De bestreden beschikking berust dus op een ondeugdelijke grond, zodat de primaire klacht doel treft.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2007.
Beroepschrift 31‑08‑2006
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden:
Het cassatieberoep is gericht tegen de beschikking van de rechtbank te 's‑Hertogenbosch van 24 maart 2006, voor zover de rechtbank het beklag van:
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
ter zake van dit beklag domicilie gekozen hebbend ten kantore van mr. P.W. van der Kruijs,
advocaat, aan de Prins Bemardstraat 1 (Postbus 11033, 5200 EA) te 's‑Hertogenbosch,
verder te noemen: klager
gegrond heeft verklaard.
Rekwirant kan zich in zoverre met deze beschikking en de motivering daarvan niet verenigen.
Cassatiemiddel
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, in het bijzonder artikel 24 en/of artikel 116 en/of artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering,
doordat de rechtbank ten onrechte (deels) het beklag gegrond heeft verklaard en de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan klager heeft bevolen,
aangezien de motivering van die beslissing, in het licht van hetgeen blijkens het proces-verbaal van de behandeling van de zaak in raadkamer is voorgevallen, onbegrijpelijk is,
althans aangezien het oordeel van de rechtbank dat zij niet kan toetsen of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag niet verenigbaar is met het oordeel van de rechtbank dat het belang van klager bij teruggave van de in beslag genomen voorwerpen zwaarder moet wegen dan het belang van strafvordering,
althans aangezien de rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft aangelegd omtrent het rechtsgevolg, te verbinden aan het verzuim van het openbaar ministerie om tijdig het dossier in deze zaak over te leggen,
althans aangezien de rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de door de officier van justitie gedane vordering tot aanhouding van de behandeling van de zaak voor één week, opdat de rechtbank het dossier van deze zaak zou kunnen bestuderen, heeft afgewezen
Toelichting
1
De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in:
‘Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 20 oktober 2005 door de politie te Boxmeer gelegde beslag op de handelsvoorraad van de aan klager toebehorende growshop, welke voorraad lag opgeslagen in een loods op het perceel aan de [adres] te [plaats], en de teruggave daarvan aan klager.
(…)
De rechtbank constateert dat het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van klager, dit terwijl de behandeling in raadkamer van onderhavig klaagschrift reeds tweemaal is uitgesteld teneinde het openbaar ministerie in staat te stellen het dossier te completeren met de beslagstukken. Gevolg hiervan is dat de rechtbank niet kan toetsen of sprake is van een wetmatig beslag en evenmin of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het verzuim van het openbaar ministerie moet worden uitgelegd in het voordeel van klager. Om die reden dient bij afweging van het belang van strafvordering en het belang van klager bij teruggave, het belang van klager zwaarder te wegen, behoudens voor zover sprake is van goederen waarvan het ongecontroleerde bezit strijdig is met de wet. Voor wat betreft de onder klager inbeslaggenomen 98 hennepplanten (stekjes), zal het bezwaarschrift ongegrond worden verklaard, nu niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, deze goederen zal onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal het beklag voor het overige gegrond verklaren en de teruggave van na te noemen goederen aan klager bevelen’.
(…)
De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave aan klager ten aanzien van de navolgende goederen:
- —
1 rol fijnmazig gegalvaniseerd gaas (vernietigd)
- —
2 dozen met latex handschoenen (vernietigd)
- —
5 dozen met plasticzakken (vernietigd)
- —
4 zakken met wegwerpoveralls (vernietigd)
- —
1 doos rubberhandschoenen (vernietigd)
- —
1 kunststofkweekkast (vernietigd)
- —
7 ventilatoren
- —
55 droogrekken (eigenbouw) bespannen met vitrage (vernietigd)
- —
4 voedingskannen inhoud 8 liter (vernietigd)
- —
6 verwarmingselementen
- —
2 staafmixers
- —
4 temperatuursregelaars
- —
3 hakselaars
- —
9 schakelkasten
- —
6 kunststof tonnen (vernietigd)
- —
grote hoeveelheid kappen voor assimilatielampen (vernietigd)
- —
2 zeven, houtenrekken bespannen met gegalvaniseerd fijnmazig gaas (vernietigd)
- —
hoeveelheid armaturen voor assimilatielampen
- —
8 dompelpompen
- —
diverse aluminium afvoerslangen en pijpen (vernietigd)
- —
2 dozen waterstokjes (vernietigd)
- —
stekblokjes in dozen (vernietigd)
- —
6 videobanden
- —
grote hoeveelheid kunststof plantenbakken (vernietigd)
- —
2 rollen vitrage, gelijk aan welke op de droogrekken was gespannen (vernietigd)
- —
4 pvc afvoerbuizen (vernietigd)
- —
1 koolstoffilter (vernietigd)
- —
5 vernevelaars (vernietigd)
- —
diverse waterslangen (vernietigd)
- —
kratten met assimilatielampen
- —
4 tijdschakelaars
- —
41 kunststof tafelbladen (vernietigd)
- —
2 kunststof tonnen met gedroogde hennep toppen in plasticzakken
- —
5 inbouw/ventilatoren
- —
7 gatenprikkers ten behoeve van de fabricage irrigatieslangen (vernietigd)
- —
1 doos schakelklokken en stekkers (vernietigd)
- —
5 kratten kunststof koppelstukken voor irrigatiesysteem (vernietigd)
- —
33 armaturen met lampenkappen
- —
2 dozen met elektriciteitssnoer (vernietigd)
- —
1 vacuümmachine merk Original Henkelman, type 2001 serienummer 2011059.’
2
Het proces-verbaal van het in het openbaar gehouden verhoor in raadkamer van 10 maart 2006 houdt onder meer het volgende in:
‘De rechter deelt mede niet over het dossier te beschikken en vraagt daarover een toelichting aan de officier van justitie.
De officier van justitie
Vast staat dat dit bezwaarschrift dor het openbaar ministerie niet met de vereiste zorg is behandeld. Hedenochtend heb ik pas het dossier in deze zaak ontvangen van de zaaksofficier. Uit de stukken blijkt dat onder klager allerlei goederen in beslag zijn genomen die betrekking hebben op een hennepkwekerij. Mogelijk dat deze goederen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
Als de rechtbank tot teruggave gaat beslissen wegens het niet tijdig aanleveren door het openbaar ministerie van de op deze zaak betrekking hebbende schriftelijke bescheiden, dan bestaat de kans dat de rechtbank een beslissing gaat nemen die in strijd is met de Wet. Ik verzoek de rechtbank rekening te houden met het falen van het openbaar ministerie. Ik zal alles in het werk stellen dat de beslag procedure in het algemeen op orde komt, zodat naar de toekomst toe dergelijke tekortkomingen zich niet meer voordoen.
Gelet op het soort beslag en de hoeveelheid daarvan, verzoek ik de behandeling van deze zaak voor 1 week aan te houden, zodat de rechtbank het dossier van deze zaak kan bestuderen.!
Het beslag in deze zaak, is een ex art. 94 Sv.
Ik overleg nu aan de rechtbank het proces-verbaal in deze zaak, met de daarbij behorende beslaglijst.
De raadsman
Het klaagschrift is op 27 december 2005 al ingediend. Op z'n minst had het openbaar ministerie al een beslaglijst kunnen verstrekken. Voor deze tekortkoming behoort het openbaar ministerie te worden afgerekend. Bij de doorzoeking in de loods van cliënt zijn geen wietplanten in beslag genomen. Er is alleen maar voorraad van zijn growshop in beslag genomen. Cliënt heeft niets te maken met wietteelt.
Als de rechtbank stelt niet op beslag te kunnen beslissen omdat simpelweg niet bekend is wat er in beslag is genomen, kunt u aan cliënt vragen wat er in beslag is genomen. Ik ga akkoord dat de rechtbank op het bezwaarschrift beslist op basis van alleen de beslaglijst waarover de OvJ thans beschikt.
De officier van justitie verzet zich dat de rechtbank alleen beslist op basis van de beslaglijst. Op de beslaglijst staan ook hennepplanten vermeld.
(…)
Rechter deelt mede dat op basis van PV wordt bezien wat wel en wat niet rechtmatig ibg (lees: in beslag genomen is). Wat niet rechtmatig ibg (lees: in beslag genomen is) gaat terug.
De officier van justitie, de klager en zijn raadsman gaan hiermee akkoord.’
Onderdeel I
3
Blijkens het hiervoor onder 2 genoemd proces-verbaal (hierna: het proces-verbaal)
- —
heeft de officier van justitie tijdens de behandeling van de zaak in raadkamer het proces-verbaal in deze zaak, met de daarbij behorende beslaglijst, aan de rechtbank overgelegd, en
- —
heeft de rechter meegedeeld dat op basis van PV wordt bezien wat wel en wat niet rechtmatig in beslag is genomen,
- —
en zijn de officier van justitie, de klager en zijn raadsman hiermee akkoord gegaan.
In het licht van hetgeen in het proces-verbaal is gerelateerd is de constatering van de rechtbank dat het raadkamerdossier geen andere inhoudelijke stukken bevat dan het bezwaarschrift van klager en het gevolg hiervan is dat de rechtbank niet kan toetsen of sprake is van een wetmatig beslag en evenmin of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag, zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk. Dientengevolge is de daarop gebaseerde gegrondbevinding van het beklag evenzeer onbegrijpelijk.
Onderdeel II
4
De rechtbank oordeelt enerzijds dat de rechtbank niet kan toetsen of sprake is van een wetmatig beslag en evenmin of het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag en anderzijds dat het belang van klager bij teruggave van de in beslag genomen voorwerpen zwaarder dient te wegen dan het belang van strafvordering. Deze beide oordelen zijn niet met elkaar verenigbaar.
Onderdeel III
5
Blijkens de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzuim van het openbaar ministerie om tijdig het dossier in deze zaak over te leggen uitgelegd in het voordeel van klager en het belang van klager bij teruggave van de in beslag genomen voorwerpen zwaarder laten wegen dan het belang van strafvordering. Door het achterwege laten van een oordeel of, en zo ja in hoeverre, het belang van klager bij teruggave van de in beslag genomen voorwerpen ten gevolge van een aanhouding van de behandeling van de zaak voor één week ten einde de rechtbank in staat te stellen het door de officier van justitie overgelegde dossier in deze zaak te bestuderen ook daadwerkelijk wordt geschaad, heeft de rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf gehanteerd.
Onderdeel IV
6
De rechtbank heeft ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de door de officier van justitie gedane vordering tot aanhouding van de behandeling van de zaak voor één week, opdat de rechtbank het dossier van deze zaak zou kunnen bestuderen, afgewezen. Gelet op het grote aantal, deels reeds vernietigde, in beslag genomen voorwerpen, die naar hun aard reeds het ernstige vermoeden opleveren dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, is de beslissing om het belang van teruggave van die voorwerpen aan klager zwaarder te laten wegen dan het strafvorderlijk belang om kennis te nemen van stukken aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of dit ernstige vermoeden juist is, zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk.
Conclusie
7
Indien het vorenstaande op juistheid berust, zal de beschikking van de rechtbank te 's‑Hertogenbosch van 24 maart 2006 niet in stand kunnen blijven. Rekwirant verzoekt Uw Raad dan ook deze beschikking te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
De officier van Justitie, mevr. mr. C.P.G. Tax,
namens deze op 31 augustus 2006 ondertekend door
G.C. Haverkate, advocaat-generaal bij het ressortsparket te 's‑Gravenhage,
tevens (door een benoeming ex artikel 138, zesde lid, RO)
plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket te 's‑Hertogenbosch