HR, 04-09-2007, nr. 00989/07 H
ECLI:NL:HR:2007:BB2753
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-09-2007
- Zaaknummer
00989/07 H
- LJN
BB2753
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BB2753, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑09‑2007; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Herziening. Aan de opgegeven bewijsmiddelen kan niet een ernstig vermoeden a.b.i. art. 457.1 onder 2 Sv worden ontleend. Van misleiding van het Hof is geen sprake geweest.
4 september 2007
Strafkamer
nr. 00989/07 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 oktober 2004, nummer 23/004076-03, ingediend door mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 23 oktober 2003 - de aanvrager ter zake van "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
1.2. De Hoge Raad heeft bij arrest van 14 februari 2006 het tegen 's Hofs arrest ingestelde cassatieberoep verworpen.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De grondslag van de aanvrage
3.1. In de aanvrage wordt gesteld dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv.
3.2. De aanvrage berust op de stelling dat de (op 2 juli 2003 aan de Landelijke Recherche Kernteam Amsterdam/-Amstelland ter beschikking gestelde) informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: CIE), op basis waarvan jegens de aanvrager dwangmiddelen zijn toegepast, als misleidend dient te worden beschouwd aangezien thans gebleken is dat hetgeen door de informant, blijkens een uitgewerkte geluidsopname, tegen de opsporingsambtenaren van de CIE is gezegd niet strookt met de inhoud van die CIE-informatie. Zo zou de informant de naam van de aanvrager niet als bodyguard van [betrokkene 1] hebben genoemd en zou de informant met betrekking tot de wapens in de airbagruimte van de auto's de naam van de aanvrager niet hebben genoemd.
3.3. Ter ondersteuning van de in de aanvrage betrokken stelling zijn de volgende bescheiden overgelegd:
(i) een proces-verbaal CIE-informatie van 2 juli 2003, inhoudende - voor zover van belang -:
"Bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland is in de maand juni 2003 via een informant de navolgende informatie binnengekomen:
"[Betrokkene 1] en zijn bodyguard [aanvrager] zijn beide in het bezit van een vuurwapen. In de auto's die zij gebruiken is een geheime bergplaats ingebouwd om hun vuurwapens te verbergen. In één van de auto's is de bergplaats de Airbag."
(...)
Uit onderzoek is voorts het volgende gebleken.
(...)
[Aanvrager] = [aanvrager], roepnaam "[roepnaam]" of "[roepnaam]",
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].1964 (cf GBA)
[Betrokkene 1] maakt o.a. gebruik van de personenauto's; [AA-00-BB], Volkswagen Passat, zwart ten name gesteld van; [betrokkene 1] voornoemd, (Rdw) [CC-00-DD] BMW 540i, groen ten name gesteld van; [betrokkene 1] voornoemd. (Rdw)
[Aanvrager] maakt vermoedelijk gebruik van een personenauto; [EE-00-FF], BMW 540i, grijs ten name gesteld van; [betrokkene 2] geboren [geboortedatum].1951, [a-straat 1], [woonplaats]. (Rdw)
Eerder genoemde informatie is door mij op 2 juli 2003 ter beschikking gesteld van de Teamleider team 5, [verbalisant 1], ter operationele afhandeling."
(ii) een proces-verbaal CIE-informatie van 3 juli 2003, inhoudende - voor zover van belang -:
"Bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland is in de maand maart 2003 via een informant de navolgende informatie binnengekomen:
"[Betrokkene 1], [betrokkene 3] en [aanvrager] zijn constant gezamenlijk op pad in verband met hun criminele activiteiten. Hierbij fungeert [aanvrager] dan als bodyguard van de mannen en is dan altijd bewapend."
(...)
Eerder genoemde informatie is door mij op 2 juli 2003 ter beschikking gesteld van de Teamleider [verbalisant 1] van de Landelijke Recherche Kernteam Amsterdam/Amstelland, ter operationele afhandeling."
(iii) een proces-verbaal van 4 mei 2006 van [verbalisant 2], Officier van Justitie te Amsterdam. Dit proces-verbaal houdt - voor zover hier van belang - in:
"In de periode van maart 2003 t/m januari 2004 zijn onder mijn verantwoordelijkheid in mijn hoedanigheid van CIE-officier van justitie te Amsterdam, gesprekken gevoerd door opsporingsambtenaren van de RCIE van de regiopolitie Amsterdam/Amstelland met wijlen [betrokkene 4] (...)
De verslagen van de gesprekken 2 t/m 10 zoals deze ten behoeve van het onderzoek [A] ter beschikking zijn gesteld zijn een letterlijke uitwerking van de opgenomen gesprekken tussen de medewerkers van de RCIE en [betrokkene 4] in die periode. De verslagen zijn echter niet integraal. In overleg met mij zijn uit alle gesprekken korte passages geschrapt. Dit betreft het volgende:
- [Betrokkene 4] heeft in enkele gesprekken informatie verstrekt dat [betrokkene 1] en zijn bodyguard [aanvrager] beide in het bezit zijn van een vuurwapen dat zij hebben verborgen in hun auto op de plek waar de airbag zit. Deze informatie - en dat is ook de enige informatie uit de gesprekken met [betrokkene 4] die voor zijn liquidatie is verstrekt - is op 2 juli 2003 ter beschikking gesteld aan de DCR van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland. (...) Aangezien de CIE in de regel niet tweemaal dezelfde informatie verstrekt, zijn de passages over het vuurwapenbezit van [betrokkene 1] en [aanvrager] niet in de gespreksverslagen opgenomen.
- (...)
- (...)
- (...)
- (...)
- (...)"
(iv) een proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen van 21 december 2006 van de Rechter-Commissaris in de Rechtbank te Haarlem, inhoudende - voor zover van belang -:
"Ik, rechter-commissaris, heb van de geluidsopnamen die zijn gemaakt van de gesprekken tussen [betrokkene 4] en opsporingsambtenaren van de RCIE (...) de passages beluisterd die - zoals beschreven in het proces-verbaal van
[verbalisant 2] van 4 mei 2006 - uit de schriftelijke verslagen van deze gesprekken zijn geschrapt. (...)
Alle geschrapte passages, met uitzondering van een aantal passages die in overeenstemming met de 2e, 3e en 4e gedachtestreep van (...) het proces-verbaal van [verbalisant 2] van 4 mei 2006 is geschrapt, heb ik in de schriftelijke verslagen van de gesprekken laten opnemen."
(v) de schriftelijke uitwerking van een gedeelte van het op 4 april 2003 opgenomen gesprek tussen opsporingsambtenaren van de CIE (J en C) en [betrokkene 4] (W), waarvan het gedeelte dat door de Rechter-Commissaris alsnog is toegevoegd - voor zover van belang - als volgt luidt:
"H: Weet je ook hoe die heet?
W: Ja [aanvrager] (...) Het is een Turk en hij heeft twee jaar gezeten (...) Ze wouden zoiets van een half miljoen gulden van [betrokkene 5] (...) [aanvrager] dat is die donkere Turk die zit ook bij de Grijze Wol[v]en (...) maar die Turk ... betalen aan [betrokkene 1] die mag dus niet alles zelf houden (...).
(...)
W: En als jullie ze maar niet voor drie jaar wegzetten, want dan ben ik de volgende dag dood, want ze zijn met zoveel.
J: (...) Stel voor dat ik zo naar huis rijd en ik zie hem rijden met zijn bodyguards en gewapend, dan laat ik hem pakken.
W: Dan krijgen ze zes maanden.
(...).
J: ja dat weet ik wel, dan laten we ze niet gaan gewoon, ik bedoel als we een kans krijgen dan pakken we ze (...)
W: (...) maar jullie moeten ze wel pakken.
(...)
W: En dan wil ik nog even iets heel gemeens verklappen aan jullie. Ik bedoel ze hebben dus ze rijden altijd in die BMW's. En dan heb je dus een airbag. Ga nou niet meteen in die airbags prikken. Maar daar zit een afstandbediening bij en dan gaat ie open en daar liggen dan vaak de wapens. Maar die moet je dus echt vinden en niet ter plekke.
(...)
W: Dus je hebt dus die airbag zit erop en dat is een heel klein afstandsbedieninkje dat ligt dan ergens in de deur of in de dit. Die doet het alleen als het contact aanstaat. Je drukt op het knopje. En pfffft airbag komt zo naar boven en dan pak je zo dat, die pistool.
(...)
W: Ik wil je het aangeven. Dat jullie gewoon weten waar je mee bezig bent, maar dan krijgen ze dus zes maanden. Nou dan moeten jullie met spullen komen. Dan kom je, gaan die advocaten schreeuwen hoe je aan die informatie komt. Nou een anonieme bron krijg je dan. (...)."
(vi) een gedeelte uit een proces-verbaal van verhoor bij de Rechter-Commissaris van [verbalisant 3], opsporingsambtenaar van de CIE, inhoudende - voor zover van belang -:
"U heeft als antwoord op eerdere vragen gezegd dat [betrokkene 4] heeft gezegd dat [aanvrager] de bodyguard van [betrokkene 1] was. Ik heb dat niet in de verslagen van de gesprekken kunnen terugvinden?
De ene keer was die de baas, de andere keer de ander. De ene keer werd die als bodyguard genoemd en dan weer die. Het wel een keer door [betrokkene 4] gezegd. Er staat ook in dat hij voor [betrokkene 1] [betrokkene 5] afkneep. Volgens mij heeft [betrokkene 4] dit gezegd. Misschien komt het ook wel door de uitstraling van [aanvrager], hij kijkt altijd boos. Ik weet niet of het woord bodyguard of begeleider is genoemd. Als dit een gewoon verhoor was geweest was het natuurlijk allemaal heel anders gegaan."
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. Het Hof heeft ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:
"hij op 2 juli 2003 te Amsterdam wapens en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:
in een verborgen ruimte in een auto BMW met het kenteken [GG-00-HH]:
- een pistool Glock 26 Austria, kaliber 9x19 mm en in dat wapen 10 patronen 9 mm luger, en
- een patroonhouder voor een vuurwapen van het merk Glock, 9x19 mm met 9 patronen kaliber 9 mm, en
- een revolver Smith & Wesson 32-1, kaliber .38 en in dat wapen 5 patronen S&B kaliber .38 special, en
- 50 patronen CCI blazer, kaliber .22 long rifle."
4.3. Het Hof heeft een ter terechtzitting gevoerd verweer, voor zover hier van belang, als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer - zakelijk weergegeven - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit. (...) De raadsman heeft betoogd dat de verdachte onrechtmatig is aangehouden en gefouilleerd en dat ook de doorzoeking van zijn auto onrechtmatig is geweest, zodat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en bewijsuitsluiting dient te volgen, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak wegens het ontbreken van overig bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat op 2 juli 2003 door de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna RCIE) aan de politie informatie ter beschikking is gesteld, waarvan de inhoud - voor zover relevant en zakelijk weergegeven - luidt:
- [Betrokkene 1], [betrokkene 3] en [aanvrager] zijn constant gezamenlijk op pad in verband met hun criminele activiteiten. Hierbij fungeert [aanvrager] dan als bodyguard van de mannen en is dan altijd gewapend;
- [Betrokkene 1] en zijn bodyguard [aanvrager] zijn beide[n] in het bezit van een vuurwapen. In de auto's die zij gebruiken is een geheime bergplaats ingebouwd om hun vuurwapens te verbergen. In een van de auto's is de bergplaats de airbag;
- [Betrokkene 1] maakt onder andere gebruik van de personenauto's [AA-00-BB], Volkswagen Passat, zwart, en [CC-00-DD] BMW 540i, groen;
- [Aanvrager] maakt vermoedelijk gebruik van een personenauto [EE-00-FF], BMW 540i, grijs.
Voorts is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep onder meer het volgende gebleken. Op 2 juli 2003 omstreeks 11.00 uur zien verbalisanten [verbalisant 4 en 5], die zich bevinden in de Pieter Cornelisz. Hooftstraat, de hen bekende [betrokkene 1] lopen in de richting van de Jan Luykenstraat. Verbalisanten zijn op de hoogte dat [betrokkene 1] onder andere gebruik maakt van een gepantserde zwar[t]e Volkswagen Passat met het kenteken [AA-00-BB] en treffen deze auto aan in de Jan Luykenstraat. Bij een verder onderzoek treffen deze verbalisanten in de Jan Luykenstraat tevens een personenauto aan van het merk BMW met het kenteken [EE-00-FF], waarvan bij verbalisanten bekend is dat buiten [betrokkene 1] eveneens [betrokkene 3] en [aanvrager] van deze auto gebruik maakten.
Uit het daaropvolgend proces-verbaal van aanhouding blijkt dat [betrokkene 3] is aangehouden op woensdag 2 juli 2003 te 16.33 uur. (...)
[Betrokkene 3] is na te zijn aangehouden gefouilleerd en bleek in het bezit te zijn van een bos sleutels waaronder de autosleutel die behoort bij de BMW 540i voorzien van kenteken [EE-00-FF]. Dit voertuig is vervolgens doorzocht en daarin werden onder andere twee vuurwapens met bijbehorende munitie, een groot geldbedrag en een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen.
Aangezien in de hiervoor weergegeven RCIE-informatie [aanvrager] als gebruiker van de BMW [EE-00-FF] wordt aangemerkt, is met toestemming van de officier van justitie besloten tot aanhouding van de verdachte en doorzoeking van zijn woning. De verdachte is aangehouden op 2 juli 2003 te 23.55 uur en zijn woning is doorzocht. In de parkeergarage gelegen onder de woning werd een gepantserde BMW 540i met kenteken [GG-00-HH] aangetroffen. Het voertuig werd met behulp van de autosleutel uit de fouillering van de verdachte geopend en doorzocht. In deze auto werd een verborgen ruimte op de plaats van de airbag aangetroffen met daarin twee vuurwapens en munitie als vermeld in de tenlastelegging. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend het tenlastegelegde te hebben begaan.
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat de aanhouding en fouillering van [aanvrager] en het doorzoeken van zijn woning en auto niet onrechtmatig is geweest. De bij de politie beschikbare RCIE-informatie zoals hiervoor weergegeven, waarin [aanvrager] als vermoedelijke gebruiker van de BMW met kenteken [EE-00-FF] wordt genoemd, levert, in samenhang met de onderzoeksbevindingen van 2 juli 2003 waarbij door de vondst van wapens in een geheime bergruimte op de plaats van de airbag in voornoemd voertuig een deel van de RCIE-informatie werd bevestigd, naar het oordeel van het hof een redelijk vermoeden van schuld op aan het voorhanden hebben van een vuurwapen ten aanzien van de verdachte en leiden tevens tot ernstige bezwaren jegens hem. Het hof is dan ook van oordeel dat de door aanhouding, fouillering en doorzoeking van de woning en de BMW van de verdachte verkregen onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit en ziet geen reden deze ter zijde te schuiven. (...)
De verweren worden derhalve in al hun onderdelen verworpen."
4.4. Aan de opgegeven bewijsmiddelen kan niet een ernstig vermoeden als bedoeld onder 4.1 worden ontleend. In de onder 3.3 sub (v) weergegeven gesprekken van de CIE en [betrokkene 4] figureert een Turkse man met een strafblad, die door [betrokkene 4] weliswaar [aanvrager] wordt genoemd maar met wie kennelijk de aanvrager wordt bedoeld, wiens roepnaam blijkens het overgelegde en hiervoor onder 3.3 sub (i) weergegeven proces-verbaal immers [roepnaam] of [roepnaam] is. Ook is in die gesprekken de naam [betrokkene 1] genoemd. Dat verder geen namen werden genoemd, maar is volstaan met de aanduiding "ze", is niet van belang. Van misleiding van het Hof is dan ook geen sprake. De aanvrage is reeds daarom kennelijk ongegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 4 september 2007.