HR, 29-05-2007, nr. 01357/06P
ECLI:NL:HR:2007:BA2552
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-05-2007
- Zaaknummer
01357/06P
- LJN
BA2552
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA2552, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA2552
ECLI:NL:HR:2007:BA2552, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑05‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA2552
- Vindplaatsen
Conclusie 29‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Betrokkene had op een TOM-zitting het aanbod ex art. 74.1.f Sr om een taakstraf te verrichten om een dagvaarding te voorkomen geweigerd. De OvJ had bij het aanbod niet vermeld dat er tevens een ontnemingsvordering kon volgen als de betrokkene niet zou ingaan op het aanbod. Geklaagd wordt dat dit in strijd is met beginselen van een goede procesorde. HR: 81 RO.
Griffienr. 01357/06 P
Mr. Wortel
Zitting:3 april 2007
Conclusie inzake:
[betrokkene]
1. Dit cassatieberoep betreft een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdend te Arnhem, waarbij verzoeker, als maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting is opgelegd aan de Staat € 2.500 te betalen.
2. Namens verzoeker heeft mr J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3. Het enige middel bevat de klacht dat een beroep op het vertrouwensbeginsel ten onrechte of op onbegrijpelijke gronden is afgewezen.
4. Gedoeld wordt op een verweer dat in de bestreden uitspraak als volgt is samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat veroordeelde voor de hoofdzaak (parketnummer 21-003582-04) door het openbaar ministerie is uitgenodigd voor een zogenaamde TOM-zitting (Taakstraf Openbaar Ministerie-zitting), waarbij de officier van justitie veroordeelde een aanbod heeft gedaan tot het uitvoeren van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 170 uur. Veroordeelde heeft dit aanbod afgewezen, waarna het openbaar ministerie veroordeelde alsnog heeft gedagvaard voor de hoofdzaak en daarbij een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie veroordeelde bij de TOM-zitting niet heeft voorgehouden dat het afwijzen van het aanbod ten gevolge zou kunnen hebben dat er tevens een ontnemingsvordering zou worden ingediend. De raadsman is van mening dat de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden, nu veroordeelde hier niet van op de hoogte is gesteld. De raadsman verzoekt het hof hier rekening mee te houden bij het bepalen van de hoogte van het te ontnemen bedrag.
Het hof is van oordeel dat als veroordeelde ervoor kiest het door het openbaar ministerie geboden aanbod niet te aanvaarden, het de officier van justitie vrij staat om naast het aanhangig maken van de hoofdzaak, ook een ontnemingsvordering tegen veroordeelde in te dienen. Het hof acht dit niet in strijd met een behoorlijke procesorde. Dat is niet anders, als de officier van justitie bij de "TOM-zitting" geen melding heeft gemaakt van een mogelijke voordeelsontnemingsprocedure."
5. Een taakstraf is - zoals het woord reeds zegt - naar zijn aard een vorm van bestraffing, die niets uitstaande heeft met ontneming van wederrechtelijk gewin. Verzoeker kon dus begrijpen dat het aanbod tot ondergaan van een taakstraf alleen betrekking had op de strafzaak. Aan dat aanbod kon verzoeker niet het redelijk vertrouwen ontlenen dat het Openbaar Ministerie ook een ontnemingsvordering achterwege zou laten.
6. De verwerping van het verweer getuigt derhalve niet van een onjuiste rechtsopvatting, en is evenmin onbegrijpelijk te noemen.
Het middel faalt.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
Naar mijn inzicht leent het enige middel, en daarmee ook het beroep, zich voor afdoening met de in art. 81 RO bedoelde korte motivering.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 29‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Betrokkene had op een TOM-zitting het aanbod ex art. 74.1.f Sr om een taakstraf te verrichten om een dagvaarding te voorkomen geweigerd. De OvJ had bij het aanbod niet vermeld dat er tevens een ontnemingsvordering kon volgen als de betrokkene niet zou ingaan op het aanbod. Geklaagd wordt dat dit in strijd is met beginselen van een goede procesorde. HR: 81 RO.
29 mei 2007
Strafkamer
nr. 01357/06 P
SY/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 17 februari 2006, nummer 21/003711-04, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Geding in cassatie
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-7president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 29 mei 2007.