NJ 2007, 288
Dwingen door een feitelijkheid in de zin van art. 242 Sr.
HR 27-03-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5707, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 maart 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
01171/06
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AZ5707
- JCDI
JCDI:ADS159902:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ5707, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ5707, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑06‑2006
- Wetingang
Essentie
Verdachte is veroordeeld ter zake van verkrachting, meermalen gepleegd. De bewezenverklaring houdt in dat de feitelijkheid hierin bestond dat de verdachte een feitelijk overwicht op het slachtoffer heeft gehad (gezien het leeftijds- verschil en de relatie opa-kleinkind) en aldus voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. Uit hetgeen het Hof heeft vastgesteld is wel een uit de relatie opa-kleinkind en het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer voortvloeiend feitelijk overwicht af te leiden, maar daaruit kan niet zonder meer volgen dat het slachtoffer tot het ondergaan van de seksuele handelingen werd gedwongen door een door de verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.