HR, 20-03-2007, nr. 01880/06H
ECLI:NL:HR:2007:BA0995
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-03-2007
- Zaaknummer
01880/06H
- LJN
BA0995
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2007:BA0995, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑03‑2007; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Herzieningsaanvrage m.b.t. veroordelend vonnis ktr en later gewezen arrest hof waarbij aanvraagster niet-ontvankelijk is verklaard. 1. Geen novum. 2. Geen einduitspraak houdende veroordeling. Ad 1. Aanvraagster is veroordeeld voor een verkeersovertreding gepleegd met een motorrijtuig waarvan zij, t.t.v. van de overtreding, kentekenhouder was. Uit het pv van de terechtzitting bij de ktr en een zich bij de stukken van het dossier bevindend aanvullend pv, inhoudende een verklaring van aanvraagster, blijkt dat de in de aanvraag aangevoerde omstandigheid dat aanvraagster in Spanje verbleef t.t.v. de overtreding, reeds bekend was bij de ktr die de veroordeling heeft uitgesproken. Ad 2. De aanvraag t.a.v. het arrest van het hof, inhoudende niet-ontvankelijkverklaring van aanvraagster, is niet-ontvankelijk omdat geen sprake is van een einduitspraak houdende veroordeling a.b.i. art. 457.1. Sv.
20 maart 2007
Strafkamer
nr. 01880/06 H
DV/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 maart 2006, nummer 23/004712-05, alsmede van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Haarlem van 19 april 2005, nummer 15/151828-03, ingediend door:
[aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft in zijn vonnis de aanvraagster ter zake van "overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A 1 van bijlage I, van het RVV 1990" veroordeeld tot een geldboete van € 259,-, subsidiair vijf dagen hechtenis. Het Hof heeft in zijn arrest de aanvraagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen genoemd vonnis van de Kantonrechter.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage ten aanzien van het vonnis van de Kantonrechter
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvraagster is veroordeeld voor een op 3 mei 2003 gepleegde overtreding die is begaan met een motorrijtuig waarvan zij, ten tijde van de bewezenverklaarde overtreding, kentekenhouder was. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het onderzoek naar de zaak niet zou hebben geleid tot een veroordeling indien reeds toen bekend was geweest dat de aanvraagster in Spanje verbleef ten tijde van het plegen van de genoemde overtreding.
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting bij de Kantonrechter van 18 mei 2004 houdt onder meer in dat de vertegenwoordiger van de aanvraagster aldaar heeft aangevoerd dat de aanvraagster op 3 mei 2003 met anderen op vakantie was in Spanje. Tot de stukken van het dossier waarover de Kantonrechter de beschikking heeft gehad behoort - naast een kopie van hetzelfde boekingsstuk dat bij de aanvrage is overgelegd - een aanvullend proces-verbaal van [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van het Centraal Justitieel Incasso Bureau, dat als de op 13 oktober 2003 afgelegde verklaring van de aanvraagster inhoudt dat zij op het moment van de onderhavige snelheidsovertreding in Spanje zat. Van de in de aanvrage gestelde omstandigheid kan derhalve niet worden gezegd dat deze de Kantonrechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend was.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage ten aanzien van het vonnis van de Kantonrechter kennelijk ongegrond is.
4. Beoordeling van de aanvrage ten aanzien van het arrest van het Hof
De aanvrage zal ten aanzien van het arrest van het Hof niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat het arrest geen einduitspraak is houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve in zoverre niet worden ontvangen.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Wijst de aanvrage tot herziening van het vonnis van de Kantonrechter af;
Verklaart de aanvrage tot herziening van het arrest van het Hof niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 20 maart 2007.