HR, 31-10-2006, nr. 02748/05
ECLI:NL:HR:2006:AY8340
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31-10-2006
- Zaaknummer
02748/05
- LJN
AY8340
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AY8340, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AY8340
ECLI:NL:HR:2006:AY8340, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑10‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AY8340
- Vindplaatsen
Conclusie 31‑10‑2006
Inhoudsindicatie
Betrokkene heeft een bezwaarschrift ingediend tegen een ex art. 22g(oud) Sr genomen beslissing van de Pr waarbij oatan was omgezet in gevangenisstraf. In een zodanige rechtsgang is in de wet niet voorzien, zodat de Pr betrokkene terecht in dat bezwaarschrift niet heeft ontvangen, Van die beslissing stond, naar het hof terecht heeft geoordeeld, geen appel open, terwijl, naar uit het vorenoverwogene voortvloeit, tegen ‘s hofs beslissing ook geen cassatieberoep openstaat.
Nr. 02748/05
Mr. Vellinga
Zitting: 12 september 2006
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde beroep tegen de beslissing van de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad waarbij hij niet-ontvankelijk is verklaard in het bezwaarschrift tegen de op de voet van art. 22g Sr bevolen tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van drie maanden, ter vervanging van een eerder opgelegde straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van honderdveertig uren.
2. Tegen die op 20 mei 2005 genomen beslissing is namens de betrokkene op 5 juli 2005 beroep in cassatie ingesteld. Door mr. E.S.L. Bos-Veterman, advocaat te Utrecht, is een schriftuur ingediend waarin - als ik het goed begrijp - de klacht wordt geuit dat het Hof betrokkene ten onrechte niet zou hebben opgeroepen voor de behandeling van het hoger beroep.
3. Daargelaten dat zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken een proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 20 mei 2005 bevindt, dat inhoudt dat de betrokkene aldaar is verschenen en is gehoord, en het middel dus bij gebrek aan feitelijke grondslag zou falen, kan de Hoge Raad aan een oordeel over de klacht niet toekomen. Tegen beslissingen op de voet van art. 22g Sr, die niet deel uitmaken van een uitspraak terzake van een ander feit, staat ingevolge art. 14j, eerste lid Sr, dat op grond van art. 22h Sr van overeenkomstige toepassing is, immers geen rechtsmiddel open, vgl. HR 24 oktober 1995, NJ 1996, 201, m.nt. Sch.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 31‑10‑2006
Inhoudsindicatie
Betrokkene heeft een bezwaarschrift ingediend tegen een ex art. 22g(oud) Sr genomen beslissing van de Pr waarbij oatan was omgezet in gevangenisstraf. In een zodanige rechtsgang is in de wet niet voorzien, zodat de Pr betrokkene terecht in dat bezwaarschrift niet heeft ontvangen, Van die beslissing stond, naar het hof terecht heeft geoordeeld, geen appel open, terwijl, naar uit het vorenoverwogene voortvloeit, tegen ‘s hofs beslissing ook geen cassatieberoep openstaat.
31 oktober 2006
Strafkamer
nr. 02748/05
LR/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 20 mei 2005, nummer 21/000562-05, in de strafzaak tegen:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank te Zwolle, zitting houdende te Lelystad, van 10 november 2004, waarbij het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. E.S.L. Bos-Veterman, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep.
3. Procesgang en beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
De betrokkene heeft een bezwaarschrift ingediend tegen een op de voet van art. 22g(oud) Sr genomen beslissing van de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 november 1996.
In een zodanige rechtsgang is in de wet niet voorzien, zodat de Politierechter de betrokkene terecht in dat bezwaarschrift niet heeft ontvangen. Van die beslissing stond, naar het Hof terecht heeft geoordeeld, geen hoger beroep open, terwijl, naar uit het vorenoverwogene voortvloeit, tegen 's Hofs beslissing ook geen cassatieberoep openstaat. De betrokkene kan dus in het cassatieberoep niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 oktober 2006.