NJ 2006, 563
(Strikte) uitleg art. 200 Sr. Wegmaken van bewijsmateriaal (op plaats misdrijf) dat niet is veilig gesteld, valt niet onder dit artikel.
HR 22-08-2006, ECLI:NL:HR:2006:AX5766, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 augustus 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01915/05
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AX5766
- JCDI
JCDI:ADS159976:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AX5766, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑08‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AX5766, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑08‑2006
- Wetingang
Essentie
Na een schietpartij in een woning zijn — voordat enig strafrechtelijk onderzoek en/of inbeslagname en/of andere overheidsbetrokkenheid plaatsvond — bloedspatten opgeveegd en hulzen in een container gegooid, waar de politie ze later heeft gevonden. Het oordeel van het Hof dat het vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van ‘zaken, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen’ als bedoeld in art. 200 lid 1 Sr, mede omvat ‘het zodanig wijzigen van de aangetroffen situatie of de plaats van een misdrijf dat daardoor sporenonderzoek onmogelijk wordt of bemoeilijk wordt’ is onjuist, want te ruim. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.