NJ 2006, 356
Ontnemingszaak en niet onherroepelijke hoofdzaak.
HR 20-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV7190
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 juni 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01471/05 P
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AV7190
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV7190, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV7190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑09‑2005
- Wetingang
Essentie
Ontnemingszaak en niet onherroepelijke hoofdzaak. De enkele omstandigheid dat soortgelijke feiten waarop vordering tot ontneming mede is gebaseerd, ten tijde van de beslissing op die vordering nog het voorwerp uitmaakten van een — afzonderlijke — strafrechtelijke vervolging, staat er niet aan in de weg dat de rechter met het voordeel dat uit die feiten is behaald, bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening houdt.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 december 2004, nummer 20/001359–03, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.