HR, 09-05-2006, nr. 01434/05
ECLI:NL:PHR:2006:AV6171
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-05-2006
- Zaaknummer
01434/05
- LJN
AV6171
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AV6171, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑05‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV6171
ECLI:NL:PHR:2006:AV6171, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑05‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AV6171
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan het bewezenverklaarde (opzetheling i.v.m. bijstandsfraude) niet volgen. I.h.b. blijkt niet dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het door misdrijf verkregen geld. Uit de bewijsmiddelen heeft het hof weliswaar kunnen afleiden dat verdachte en X samenwoonden op het adres Y te Z en hij aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres, maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan volgen dat die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van de - door valsheid in geschrift verkregen - uitkering van X, dan wel dat verdachte telkens wist dat die voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met door dat misdrijf verkregen geld. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis van de wet met redenen omkleed (HR LJN AT1756).
9 mei 2006
Strafkamer
nr. 01434/05
KD/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 1 februari 2005, nummer 21/005905-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 27 november 2003 - de verdachte ter zake van "opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Garretsen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van 's Hofs arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte voordeel heeft getrokken uit de door [medeverdachte 1] ontvangen uitkeringsgelden.
3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij in het tijdvak van 1 maart 2002 tot 29 november 2002, in de gemeente Enschede, meermalen, opzettelijk uit de opbrengst van door valsheid in geschrift verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, door telkens opzettelijk (mede) gebruik te maken van geheel of gedeeltelijk met die geldsbedragen betaalde voorzieningen, wetende dat die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, welke door een persoon, genaamd [medeverdachte 1], -met wie verdachte samenwoonde- door valsheid in geschrift was verkregen."
3.3. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
(i) een proces-verbaal van J.J. Bruynzeel, sociaal-rechercheur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling te Enschede, voorzover inhoudende (bewijsmiddel 1):
"Ingevolge functieopdracht stelde ik, verbalisant, een onderzoek in naar mogelijke gepleegde strafbare feiten in verband met verstrekte uitkering aan:
[verdachte], geboren [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats], ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] en
[medeverdachte 1], geboren [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], woonachtig op het adres [b-straat 1] te [woonplaats].
Toekenning en uitbetaling van de uitkering.
Naar aanleiding van bovenvermelde aanvraag van [medeverdachte 1] werd ingaande 14 mei 2001 een uitkering krachtens de ABW toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder.
Inkomstenformulieren.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft gedurende de periode dat ze een uitkering genoot, maandelijks inkomsten-formulieren ingeleverd bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Enschede. Op deze ingeleverde inkomstenformulieren diende zij onder andere te vermelden dat men samenwoonde op het adres [b-straat 1] te [woonplaats]. Verdachte [medeverdachte 1] heeft in de periode van 14 mei 2002 tot en met 31 oktober 2002 niet kenbaar gemaakt dat zij samenwoonde met verdachte [verdachte].
Bevindingen.
Uit het onderzoek blijkt financiële verwevenheid tussen verdachten en samenwoning op het adres van verdachte [medeverdachte 1]. Observatie bevestigt het vermoeden van samenwoning. Daarnaast staan de bankafschriften van verdachte [verdachte] op het adres van verdachte [medeverdachte 1] en zijn er diverse verklaringen van getuigen die aangeven dat de feitelijke woon- en verblijfplaats van verdachte [verdachte] te vinden is aan de [b-straat 1]. Naast de verzekeringen die verdachte [verdachte] betaalt voor [medeverdachte 1] en de kinderen is er ook sprake van overschrijving van € 11.350,= van de rekening van verdachte [medeverdachte 1] naar de rekening van verdachte [verdachte].
Ik zag op de rechtmatigheidformulieren van de maanden mei 2001 tot en met oktober 2002 die verdachte [medeverdachte 1] heeft ingeleverd dat daarop niet staat vermeld dat ze samenwoont met verdachte [verdachte].
Tevens blijkt verdachte [verdachte] ten onrechte voordeel gehad te hebben van de uitkering van [medeverdachte 1]. Hij woont in haar woning. Daardoor heeft hij geen lasten hoeven betalen die hij als alleenstaande wel zou hebben gehad.
Gemeentelijke besluitvorming ten onrechte verstrekte uitkering.
Uit de opgemaakte berekening blijkt dat de verdachten over de delictperiode in totaal € 16.967,64 ten onrechte hebben ontvangen aan uitkering. Indien de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Enschede op de hoogte was geweest van het feit dat verdachten samenwoonden, dan zouden de verdachten over deze periode geen dan wel een verlaagde uitkering hebben ontvangen. Door hun handelwijze hebben de verdachten de gemeente Enschede benadeeld."
(ii) een geschrift, zijnde een verkort aanvraagformulier voor bijstand / uitkering, voorzover inhoudende (bewijsmiddel 2):
"Meldingsdatum: 14 mei 2001.
Aanvrager: [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1964, wonende [b-straat 1] te [woonplaats].
Rapportage aanvraag:
Naam: [medeverdachte 1].
Adres: [b-straat 1] te [woonplaats].
Ingangsdatum: 14 mei 2001.
Gezinssituatie: alleenstaande ouder."
(iii) een proces-verbaal van J.J. Bruynzeel, sociaal-rechercheur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling te Enschede, voorzover inhoudende (bewijsmiddel 3):
"Observaties:
Ik, verbalisant, zag op de door het observatieteam van politie ter beschikking gestelde videobanden die zijn voorzien van datum en tijdsaanduiding het volgende:
9 juli 2002, tijd 07.02:09 uur
zie ik de mij bekende verdachte [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten. Ik zie dat hij een zak met zich draagt.
10 juli 2002, tijd 07.02:44 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten. Ik zie dat hij een zak met zich draagt.
17 juli 2002, tijd 06.55:19 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten.
17 juli 2002, tijd 07.02:13 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] binnengaan.
17 juli 2002, tijd 07.04:49 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten, hij draagt een zak met zich.
18 juli 2002, tijd 07.00:45 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten."
(iv) foto's van observaties van 9, 10, 17 en 18 juli 2002 van de woning aan de [b-straat 1] te [woonplaats] (bewijsmiddel 4).
(v) de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2005, voorzover inhoudende (bewijsmiddel 5):
"Ik ben wel de persoon die op de foto staat."
(vi) een proces-verbaal van J.J. Bruynzeel, sociaal-rechercheur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling te Enschede, voorzover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] (bewijsmiddel 6):
"U vraagt me naar [verdachte] die ingeschreven stond op het adres waar ik woonde aan de [c-straat 1] te [woonplaats]. Zolang ik bij de brievenbus kon heb ik gebeld en kwamen ze vanaf de [b-straat] de post ophalen. We zijn 21 september verhuisd dus dat moet begin oktober geweest zijn. [Verdachte] heeft alleen mijn adres gebruikt als postadres, verder niks, hij heeft er nooit gewoond.
Eerder bracht ik de post naar de [b-straat], maar na uw vorige bezoek kreeg ik een klacht. Ik moest voortaan bellen als er post was, dan werd de post opgehaald. Meestal belde ik en kreeg ik zijn vrouw aan de lijn. Dan kwam [verdachte] zelf de post ophalen. Hij woonde ook aan de [b-straat], dat wist ik."
(vii) een proces-verbaal van J.J. Bruynzeel, sociaal-rechercheur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling te Enschede, voorzover inhoudende (bewijsmiddel 7):
"Inkomstenformulieren.
Ik zag op de door de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling verstrekte rechtmatigheidsformulieren over de periode maart 2001 tot en met oktober 2002 geen melding waaruit blijkt dat verdachte [verdachte] woonachtig is op het adres van verdachte [medeverdachte 1].
Financieel onderzoek.
Toestemming om financieel te rechercheren werd verleend door officier van justitie A. Damen. Zowel de Rabobank als de ABN-AMRO bank werd aangeschreven en leverden de gewenste informatie.
Ik zag op de bankrekeningafschriften van verdachte [verdachte] dat deze op het adres van verdachte [medeverdachte 1] staan.
De gezinsverzekering afgesloten bij de LEVOB zoals aangetroffen in het proces-verbaal opgemaakt onder nummer 2001-153-118 wordt nog steeds betaald door verdachte [verdachte], gezien o.a. de betaling aan de LEVOB d.d. 28 februari 2002 op bankafschrift nummer 001, volgnummer 5, gedateerd 5 maart 2002.
Daarnaast wordt ten gunste van verdachte [medeverdachte 1] een uitvaartverzekering betaald. Betaling is te zien op de afschriften gedateerd 19 maart 2002, 16 april 2002, 14 mei 2002 en 11 juni 2002.
Verdachte [verdachte] betaalt een garagebox gezien onder andere de betaling op bankafschrift 002, volgnummer 5, gedateerd 20 februari 2002. Deze wordt verhuurd door [betrokkene 1]. Ik sprak deze heer 25 november 2002 telefonisch. Ik hoorde hem zeggen dat de garagebox is gevestigd aan de [d-straat] te [woonplaats] en wordt gehuurd door de verdachte [verdachte] bekend op het adres [b-straat 1] te [woonplaats]. Dat is het adres van verdachte [medeverdachte 1].
Bezoek woning.
26 november 2002 bezocht ik, verbalisant, omstreeks 11:00 uur de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats], het adres waar verdachte [verdachte] staat ingeschreven bij de bevolkingsadministratie van de gemeente Enschede, om een tweede uitnodiging voor opnemen proces-verbaal af te geven daar verdachte [verdachte] op de eerste uitnodiging niet reageerde. Ik sprak een vrouw die zich bekend maakte als [betrokkene 2], hoofdbewoonster van het pand. Op mijn vraag wie er woonachtig zijn op het adres aan de [a-straat 1] hoorde ik de vrouw zeggen dat zij dat is en [betrokkene 3], [verdachte] zou op het adres een postadres hebben, hij zou niet wonen op het adres."
3.4. Uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het bewezenverklaarde niet volgen. In het bijzonder blijkt niet dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het door misdrijf verkregen geld. Uit die bewijsmiddelen heeft het Hof weliswaar kunnen afleiden dat de verdachte en [medeverdachte 1] samenwoonden op het adres [b-straat 1] te [woonplaats] en hij aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres, maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan volgen dat, zoals is bewezenverklaard, die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van de - door valsheid in geschrift verkregen - uitkering van [medeverdachte 1], dan wel dat de verdachte telkens wist dat die voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met door dat misdrijf verkregen geld. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis van de wet met redenen omkleed (vgl. HR 21 juni 2005, LJN AT1756).
3.5. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 9 mei 2006.
Conclusie 09‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan het bewezenverklaarde (opzetheling i.v.m. bijstandsfraude) niet volgen. I.h.b. blijkt niet dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het door misdrijf verkregen geld. Uit de bewijsmiddelen heeft het hof weliswaar kunnen afleiden dat verdachte en X samenwoonden op het adres Y te Z en hij aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres, maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan volgen dat die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van de - door valsheid in geschrift verkregen - uitkering van X, dan wel dat verdachte telkens wist dat die voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met door dat misdrijf verkregen geld. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis van de wet met redenen omkleed (HR LJN AT1756).
Nr. 01434/05
Mr Machielse
Zitting 14 maart 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft de verdachte op 1 februari 2005 voor opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf gelast zoals in het arrest omschreven.
2. Mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem, heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. P. Garretsen, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1 Het middel, gezien de toelichting, richt zich tegen de bewezenverklaring. Uit de bewijsmiddelen zou niet kunnen worden afgeleid dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de door [medeverdachte 1] ontvangen uitkeringsgelden, nu tussen verdachte en [medeverdachte 1] geen financiële verwevenheid bestond.
3.2 Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in het tijdvak van 1 maart 2002 tot 29 november 2002, in de gemeente Enschede, meermalen, opzettelijk uit de opbrengst van door valsheid in geschrift verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, door telkens opzettelijk (mede) gebruik te maken van geheel of gedeeltelijk met die geldsbedragen betaalde voorzieningen, wetende dat die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, welke door een persoon, genaamd [medeverdachte 1], -met wie verdachte samenwoonde- door valsheid in geschrift [was verkregen]."
3.3 Het Hof heeft de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
(i) een proces-verbaal van 29 november 2002 van J.J. Bruynzeel, sociaal-rechercheur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling te Enschede, inhoudende onder meer - zakelijk weergegeven -:
Ingevolge functieopdracht stelde ik, verbalisant, een onderzoek in naar mogelijke gepleegde strafbare feiten in verband met verstrekte uitkering aan:
[verdachte], geboren [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats], ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] en
[medeverdachte 1], geboren [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], woonachtig op het adres [b-straat 1] te [woonplaats].
Toekenning en uitbetaling van de uitkering.
Naar aanleiding van bovenvermelde aanvraag van [medeverdachte 1] werd ingaande 14 mei 2001 een uitkering krachtens de ABW toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder.
Inkomstenformulieren.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft gedurende de periode dat ze een uitkering genoot, maandelijks inkomstenformulieren ingeleverd bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Enschede. Op deze ingeleverde inkomstenformulieren diende zij onder andere te vermelden dat men samenwoonde op het adres [b-straat 1] te [woonplaats]. Verdachte [medeverdachte 1] heeft in de periode van 14 mei 2002 tot en met 31 oktober 2002 niet kenbaar gemaakt dat zij samenwoonde met verdachte [verdachte].
Bevindingen.
Uit het onderzoek blijkt financiële verwevenheid tussen verdachten en samenwoning op het adres van verdachte [medeverdachte 1]. Observatie bevestigt het vermoeden van samenwoning. Daarnaast staan de bankafschriften van verdachte [verdachte] op het adres van verdachte [medeverdachte 1] en zijn er diverse verklaringen van getuigen die aangeven dat de feitelijke woon- en verblijfplaats van verdachte [verdachte] te vinden is aan de [b-straat 1]. Naast de verzekeringen die verdachte [verdachte] betaalt voor [medeverdachte 1] en de kinderen is er ook sprake van overschrijving van € 11.350,= van de rekening van verdachte [medeverdachte 1] naar de rekening van verdachte [verdachte].
Ik zag op de rechtmatigheidformulieren van de maanden mei 2001 tot en met oktober 2002 die verdachte [medeverdachte 1] heeft ingeleverd dat daarop niet staat vermeld dat ze samenwoont met verdachte [verdachte]. Tevens blijkt verdachte [verdachte] ten onrechte voordeel gehad te hebben van de uitkering van [medeverdachte 1]. Hij woont in haar woning. Daardoor heeft hij geen lasten hoeven betalen die hij als alleenstaande wel zou hebben gehad.
Gemeentelijke besluitvorming ten onrechte verstrekte uitkering.
Uit de opgemaakte berekening blijkt dat de verdachten over de delictperiode in totaal € 16.967,64 ten onrechte hebben ontvangen aan uitkering. Indien de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Enschede op de hoogte was geweest van het feit dat verdachten samenwoonden, dan zouden de verdachten over deze periode geen dan wel een verlaagde uitkering hebben ontvangen. Door hun handelwijze hebben de verdachten de gemeente Enschede benadeeld.
(ii) een geschrift, zijnde een verkort aanvraagformulier voor bijstand / uitkering, inhoudende onder meer - zakelijk weergegeven -:
Meldingsdatum: 14 mei 2001.
Aanvrager: [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1964, wonende [b-straat 1] te [woonplaats].
Rapportage aanvraag:
Naam: [medeverdachte 1].
Adres: [b-straat 1] te [woonplaats].
Ingangsdatum: 14 mei 2001.
Gezinssituatie: alleenstaande ouder.
(iii) een proces-verbaal van 26 juli 2002, als bijlage bij het (hoofd)proces-verbaal van 29 november 2002, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Observaties:
Ik, verbalisant, zag op de door het observatieteam van politie ter beschikking gestelde videobanden die zijn voorzien van datum en tijdsaanduiding het volgende:
9 juli 2002, tijd 07.02:09 uur
zie ik de mij bekende verdachte [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten. Ik zie dat hij een zak met zich draagt.
10 juli 2002, tijd 07.02:44 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten. Ik zie dat hij een zak met zich draagt.
17 juli 2002, tijd 06.55:19 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten.
17 juli 2002, tijd 07.02:13 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] binnengaan.
17 juli 2002, tijd 07.04:49 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten, hij draagt een zak met zich.
18 juli 2002, tijd 07.00:45 uur
zie ik [verdachte] de woning aan de [b-straat 1] verlaten.
(iv) foto's van observaties van 9, 10, 17 en 18 juli 2002 van de woning aan de [b-straat 1] te [woonplaats].
(v) de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het Hof op 18 januari 2005, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik ben wel de persoon die op de foto staat.
(vi) een getuigenverklaring van [getuige 1] van 21 november 2002, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
U vraagt me naar [verdachte] die ingeschreven stond op het adres waar ik woonde aan de [c-straat 1] te [woonplaats]. Zolang ik bij de brievenbus kon heb ik gebeld en kwamen ze vanaf de [b-straat] de post ophalen. We zijn 21 september verhuisd dus dat moet begin oktober geweest zijn. [Verdachte] heeft alleen mijn adres gebruikt als postadres, verder niks, hij heeft er nooit gewoond. Eerder bracht ik de post naar de [b-straat], maar na uw vorige bezoek kreeg ik een klacht. Ik moest voortaan bellen als er post was, dan werd de post opgehaald. Meestal belde ik en kreeg ik zijn vrouw aan de lijn. Dan kwam [verdachte] zelf de post ophalen. Hij woonde ook aan de [b-straat], dat wist ik.
(vii) een proces-verbaal van relaas van 27 november 2002, als bijlage bij het (hoofd)proces-verbaal van 29 november 2002, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Inkomstenformulieren.
Ik zag op de door de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling verstrekte rechtmatigheidsformulieren over de periode maart 2001 tot en met oktober 2002 geen melding waaruit blijkt dat verdachte [verdachte] woonachtig is op het adres van verdachte [medeverdachte 1].
Financieel onderzoek.
Toestemming om financieel te rechercheren werd verleend door officier van justitie A. Damen. Zowel de Rabobank als de ABN-AMRO bank werd aangeschreven en leverden de gewenste informatie.
Ik zag op de bankrekeningafschriften van verdachte [verdachte] dat deze op het adres van verdachte [medeverdachte 1] staan.
De gezinsverzekering afgesloten bij de LEVOB zoals aangetroffen in het proces-verbaal opgemaakt onder nummer 2001-153-118 wordt nog steeds betaald door verdachte [verdachte], gezien o.a. de betaling aan de LEVOB d.d. 28 februari 2002 op bankafschrift nummer 001, volgnummer 5, gedateerd 5 maart 2002.
Daarnaast wordt ten gunste van verdachte [medeverdachte 1] een uitvaartverzekering betaald. Betaling is te zien op de afschriften gedateerd 19 maart 2002, 16 april 2002, 14 mei 2002 en 11 juni 2002.
Verdachte [verdachte] betaalt een garagebox gezien onder andere de betaling op bankafschrift 002, volgnummer 5, gedateerd 20 februari 2002. Deze wordt verhuurd door [betrokkene 1]. Ik sprak deze heer 25 november 2002 telefonisch. Ik hoorde hem zeggen dat de garagebox is gevestigd aan de [d-straat] te [woonplaats] en wordt gehuurd door de verdachte [verdachte] bekend op het adres [b-straat 1] te [woonplaats]. Dat is het adres van verdachte [medeverdachte 1].
Bezoek woning.
26 november 2002 bezocht ik, verbalisant, omstreeks 11:00 uur de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats], het adres waar verdachte [verdachte] staat ingeschreven bij de bevolkingsadministratie van de gemeente Enschede, om een tweede uitnodiging voor opnemen proces-verbaal af te geven daar verdachte [verdachte] op de eerste uitnodiging niet reageerde. Ik sprak een vrouw die zich bekend maakte als [betrokkene 2], hoofdbewoonster van het pand. Op mijn vraag wie er woonachtig zijn op het adres aan de [a-straat 1] hoorde ik de vrouw zeggen dat zij dat is en [betrokkene 3], [verdachte] zou op het adres een postadres hebben, hij zou niet wonen op het adres.
3.4 Uit bovenstaande bewijsmiddelen kan zonder veel problemen worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte 1] samenwoonden op het adres [b-straat 1] te [woonplaats]. Hieruit volgt dat verdachte geen kosten behoefde te maken voor het gebruik van voorzieningen(1) op het postadres waar hij officieel stond ingeschreven. Echter, uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat een of meer rekeningen voor gas, water, elektra, huistelefoon e.d. met de bijstandsuitkering van [medeverdachte 1] betaald werden, laat staan dat verdachte, zoals is bewezenverklaard, telkens wist dat die goederen of dienst(en) geheel of ten dele werden bekostigd met door dat misdrijf verkregen geld.(2) Aannemelijk is dat dit het geval zal zijn geweest, maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit blijkt wie de rekeningen betaalde.(3) Aldus is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd.
4. Het middel slaagt.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van 's Hofs arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 In de bewezenverklaring wordt dit niet gespecificeerd, maar ik ga er vanuit dat wordt bedoeld gas, water, elektra, huistelefoon e.d.
2 Vgl. HR 21 juni 2005, LJN: AT1756.
3 Een nieuwsgierige blik over de papieren muur leert dat vanaf de bankrekening van [medeverdachte 1] geld is overgemaakt naar Tele2 en Essent. Zie ook HR 18 mei 2004, LJN: AO5853, HR 29 maart 2005, LJN: AS6021 en HR 22 februari 2000, LJN: ZD7120, waarin telkens uit de bewijsmiddelen bleek wie de rekeningen voor gas, water en licht betaalde.