HR, 28-03-2006, nr. 01326/05
ECLI:NL:PHR:2006:AV1620
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-03-2006
- Zaaknummer
01326/05
- LJN
AV1620
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AV1620, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑03‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV1620
ECLI:NL:PHR:2006:AV1620, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑03‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AV1620
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Bij de stukken bevindt zich een door voorzitter en griffier ondertekend "uittreksel" waarin slechts zijn opgenomen de kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten, de data waarop en de plaatsen waar zij zijn begaan, de toepasselijke wetsartikelen alsmede het dictum. In cassatie moet er van worden uitgegaan dat de door het hof gegeven beslissingen niet zijn vastgelegd in een verkort arrest, maar in een "uittreksel". Het verzuim van het hof een arrest op te maken dat voldeed aan de ex art. 415 Sv toepasselijke wettelijke eisen, i.h.b. die van art. 365a jo. art. 138b Sv, heeft betrekking op een wezenlijke vorm van het strafproces zodat het nietigheid van de bestreden uitspraak oplevert, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd. De omstandigheid dat zich bij de ex art. 434.1 Sv aan de HR gezonden stukken ook een kennelijk later opgemaakt - volledig uitgewerkt - arrest van het hof bevindt dat beantwoordt aan de wettelijke voorschriften inzake de vormgeving van rechterlijke uitspraken als de onderhavige, dwingt niet tot een ander oordeel (HR LJN AT2980).
28 maart 2006
Strafkamer
nr. 01326/05
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 januari 2005, nummer 23/002829-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland" te Haarlem.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 13 februari 2004, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van 1. "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak", 2. "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 3. "diefstal" veroordeeld tot zestig dagen gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof zijn op 28 januari 2005 gegeven beslissingen niet heeft neergelegd in een verkort arrest, maar in een "uittreksel" dat niet voldoet aan de wettelijke eisen.
3.2. Bij de stukken bevindt zich een door de Voorzitter en de Griffier ondertekend "uittreksel" waarin slechts zijn opgenomen de kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten, de data waarop en de plaatsen waar zij zijn begaan, de toepasselijke wetsartikelen alsmede het dictum. In cassatie moet er van worden uitgegaan dat de door het Hof op 28 januari 2005 in de strafzaak gegeven beslissingen niet zijn vastgelegd in een zogenoemd verkort arrest, maar in een "uittreksel".
Het verzuim van het Hof een arrest op te maken dat voldeed aan de hier ingevolge art. 415 Sv toepasselijke wettelijke eisen, in het bijzonder die van art. 365a in verbinding met art. 138b Sv, heeft betrekking op een wezenlijke vorm van het strafproces zodat het nietigheid van de bestreden uitspraak oplevert, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd. De omstandigheid dat zich bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken ook een kennelijk later opgemaakt - volledig uitgewerkt - arrest van het Hof bevindt dat beantwoordt aan de wettelijke voorschriften inzake de vormgeving van rechterlijke uitspraken als de onderhavige, dwingt niet tot een ander oordeel (vgl. HR 24 mei 2005, LJN AT2980).
3.3. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 28 maart 2006.
Conclusie 28‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Bij de stukken bevindt zich een door voorzitter en griffier ondertekend "uittreksel" waarin slechts zijn opgenomen de kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten, de data waarop en de plaatsen waar zij zijn begaan, de toepasselijke wetsartikelen alsmede het dictum. In cassatie moet er van worden uitgegaan dat de door het hof gegeven beslissingen niet zijn vastgelegd in een verkort arrest, maar in een "uittreksel". Het verzuim van het hof een arrest op te maken dat voldeed aan de ex art. 415 Sv toepasselijke wettelijke eisen, i.h.b. die van art. 365a jo. art. 138b Sv, heeft betrekking op een wezenlijke vorm van het strafproces zodat het nietigheid van de bestreden uitspraak oplevert, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd. De omstandigheid dat zich bij de ex art. 434.1 Sv aan de HR gezonden stukken ook een kennelijk later opgemaakt - volledig uitgewerkt - arrest van het hof bevindt dat beantwoordt aan de wettelijke voorschriften inzake de vormgeving van rechterlijke uitspraken als de onderhavige, dwingt niet tot een ander oordeel (HR LJN AT2980).
Nr. 01326/05
Mr Machielse
Zitting 7 februari 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft de verdachte op 28 januari 2005 ter zake van 1. "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak", 2. "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 3. "diefstal" veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig dagen. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Bovendien heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Mr. G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, advocaten te Amsterdam, hebben een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1 Het middel houdt de klacht in dat het Hof zijn op 28 januari 2005 gegeven beslissingen niet heeft neergelegd in een verkort arrest, maar in een "uittreksel" dat niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
3.2 Aan de cassatieschriftuur is het in het middel bedoelde "uittreksel" gehecht. Dit door de voorzitter en griffier ondertekende stuk - waarin slechts zijn opgenomen de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten, de datum waarop en de plaats waar zij zijn begaan, de toepasselijke wetsartikelen alsmede het dictum - bevindt zich ook in het dossier.
Het "uittreksel" voldoet niet aan de eisen die ingevolge de in deze op grond van artikel 415 Sv toepasselijke artikelen 365a Sv jo 138b Sv aan een verkort arrest worden gesteld, omdat daarin de tenlastelegging en de bewezenverklaring ontbreken en het stuk niet is ondertekend door zowel de raadsheren die het arrest hebben gewezen als de griffier.
3.3 Tot de stukken van het geding behoort voorts een geheel uitgewerkt arrest. Dit arrest is niet opgemaakt in de vorm van een verkort arrest als hiervoor onder 3.2 bedoeld, nu in dat geval daarnaast sprake zou zijn van een afzonderlijk opgemaakte en ondertekende aanvulling van de bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande moet er in cassatie van worden uitgegaan dat de door het Hof op 28 januari 2005 in de strafzaak tegen verdachte gegeven beslissingen niet zijn vastgelegd in een zogenoemd verkort arrest.
3.4 In HR 24 mei 2005, LJN AT2980 heeft de Hoge Raad in een zaak waarin, net als in onderhavige zaak, het Hof bij wege van arrest aanvankelijk had volstaan met een dergelijk "uittreksel" onder meer het volgende overwogen:
"s Hofs verzuim een arrest op te maken dat voldeed aan de hier ingevolge art. 415 Sv toepasselijke wettelijke eisen, in het bijzonder die van art. 365a in verbinding met art. 138b Sv, heeft betrekking op een wezenlijke vorm van het strafproces zodat het nietigheid van de bestreden uitspraak oplevert, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd. De omstandigheid dat zich bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken ook een kennelijk later opgemaakt - volledig uitgewerkt - arrest van het Hof bevindt dat beantwoordt aan de wettelijke voorschriften inzake de vormgeving van rechterlijke uitspraken als de onderhavige, dwingt niet tot een ander oordeel."
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve heb ik geen grond gevonden die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof ten einde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden