RvdW 2006, 341
Geen onverbindendheid van art. 78 lid 1 APV 's‑Gravenhage 1982.
HR 28-03-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AV1613
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 maart 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00903/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AV1613
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AV1613, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑03‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AV1613, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑03‑2006
- Wetingang
APV 's‑Gravenhage 1982 art. 78 lid 1; GW art. 16; Sr art. 1 lid 1; EVRM art. 7 lid 1; EVRM 4e Protocolart. 2; EVRM art. 12
Essentie
Verdachte is veroordeeld ter zake van het onbevoegd zitten op een drempel van een gebouw. 1. De in art. 78 lid 1 APV 's‑Gravenhage 1982 geformuleerde norm is niet in strijd met het bepaaldheidsgebod. De norm maakt voldoende concreet duidelijk welke gedragingen op of aan de weg met betrekking tot gebouwen zijn verboden en strafbaar gesteld en stelt de verdachte voldoende in staat zijn gedrag daarop af te stemmen. 2. Het in verdragsbepalingen neergelegde recht op ‘liberty of movement’ laat beperkingen toe die noodzakelijk zijn onder meer ter handhaving van de openbare veiligheid en de openbare orde. In het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.