RvdW 2006, 216
Geen dwingen in de zin van art. 242 Sr.
HR 14-02-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8042
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 februari 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
00301/05
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
AU8042
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8042, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8042, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2006
- Wetingang
Sr art. 242
Essentie
Van dwingen in de zin van art. 242 Sr is slechts sprake als de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Dat het slachtoffer, doordat zij, terwijl zij in een slaap/waaktoestand verkeerde, door misleiding van de kant van de verdachte omtrent zijn identiteit diens handelingen heeft toegelaten, brengt nog niet mee dat sprake is van dwang in de zin van art. 242 Sr.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 juni 2004, nummer 21/000164–04, in de strafzaak tegen: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.