HR, 07-02-2006, nr. 00410/05
ECLI:NL:PHR:2006:AU8894
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-02-2006
- Zaaknummer
00410/05
- LJN
AU8894
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AU8894, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑02‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU8894
ECLI:NL:PHR:2006:AU8894, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑02‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AU8894
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑02‑2006
Inhoudsindicatie
De strafmotivering, inhoudend dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld t.z.v. overtreding Opiumwet, is onbegrijpelijk omdat het daartoe door het hof gebezigde uittreksel uit het algemeen justitieel documenatieregister inhoudt dat verdachte voor dit feit is vrijgesproken.
7 februari 2006
Strafkamer
nr. 00410/05
LR/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 september 2004, nummer 22/003174-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 4 februari 2004 - de verdachte ter zake van 1. "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod", 2. "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod" en 3. "diefstal" veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.C.M. Welten, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft op 20 december 2005 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het op 4 januari 2006 ingekomen schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2.3. Op 17 januari 2006 heeft de Advocaat-Generaal aanvullend geconcludeerd. Deze aanvullende conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt er onder meer over dat de strafmotivering ontoereikend is omdat het Hof ten onrechte heeft overwogen dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet.
3.2. De strafmotivering van het Hof houdt onder meer in:
"Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 augustus 2004, eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten waaronder eenmaal ter zake van overtreding van de Opiumwet, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen."
3.3. Bedoeld uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister bevindt zich bij de stukken van het geding. Dit uittreksel behelst onder het kopje "gegevens betreffende afgedane rechtbankzaken" één zaak betreffende de Opiumwet. Bedoeld uittreksel houdt evenwel tevens in dat de verdachte voor dit feit is vrijgesproken. De hiervoor onder 3.2 weergegeven overweging van het Hof is daarom onbegrijpelijk.
3.4. Het middel is dus in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 7 februari 2006.
Conclusie 07‑02‑2006
Inhoudsindicatie
De strafmotivering, inhoudend dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld t.z.v. overtreding Opiumwet, is onbegrijpelijk omdat het daartoe door het hof gebezigde uittreksel uit het algemeen justitieel documenatieregister inhoudt dat verdachte voor dit feit is vrijgesproken.
Griffienr. 00410/05
Mr. Wortel
Zitting:17 januari 2006
Aanvullende conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1. Ter zitting van 20 december jongstleden concludeerde ik in de hierboven aangeduide strafzaak, maar ik werd er op gewezen dat ik een middelonderdeel over het hoofd heb gezien.
2. Dat is de klacht dat de strafmotivering mede ontoereikend is omdat het Hof een omstandigheid in aanmerking heeft genomen die zich in werkelijkheid niet heeft voorgedaan.
3. Gedoeld wordt op de overweging dat verzoeker blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister
"eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder eenmaal ter zake van overtreding van de Opiumwet, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen"
terwijl het bij de stukken gevoegde uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister geen melding maakt van een eerdere overtreding ter zake van handelen in strijd met de Opiumwet.
4. Dit middelonderdeel is terecht voorgesteld. In het uittreksel is weliswaar een lijvige aantekening opgenomen van een zaak waarin verzoeker ter zake van diverse delicten is veroordeeld, maar de laatste regel van die aantekening houdt in dat hij is vrijgesproken van het (enige) Opiumwetdelict dat in deze zaak aan de orde was.
5. In het geheel van 's Hofs straftoemetingsoverwegingen lijkt mij de verwijzing naar de eerdere veroordeling ter zake van de Opiumwet zó wezenlijk dat vernietiging van de bestreden uitspraak onontkoombaar is.
6. Daartoe strekt deze aanvullende conclusie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Mr. Wortel
Griffienr. 00410/05
Zitting: 20 december 2005
Conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1. Dit cassatieberoep betreft een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage waarbij verzoeker wegens (1) " opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod" , (2) " opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod" en (3) "diefstal" is veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.
2. Namens verzoeker heeft mr. C.C.M. Welten, advocaat te Rotterdam, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3. Het enige middel bevat de klacht dat art. 359, zevende lid (OUD) Sv is geschonden doordat het Hof geen toereikende motivering heeft gegeven voor een straf die de eis van het Openbaar Ministerie (neerkomend op dezelfde straf als in eerste aanleg was bepaald) verre overtreft.
4. Door de eis van de advocaat-generaal weer te geven, en vervolgens te overwegen dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de door het Hof bepaalde duur een passende sanctie vormt heeft het Hof - in aanmerking genomen dat het nader uiteen heeft gezet waarom het tot dit oordeel is gekomen - genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat het zich rekenschap heeft gegeven van de eis van de advocaat-generaal, en dat het heeft vastgesteld dat die gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde, zodat daarmee niet kan worden volstaan. Aan het voorschrift van art. 359, zevende lid, Sv is voldaan, vgl. HR 8 mei 1990, griffienr. 86.939, LJN ZC8527, HR 15 april 1997, griffienr. 104.584, LJN ZC 9545 en HR 25 januari 2005, griffienr. 01374/04.
5. Het middel faalt en leent zich voor afdoening met de in art. 81 RO bedoelde korte motivering.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden