RvdW 2006, 117
Doorzoeking door R-C na onrechtmatig binnentreden door politie.
HR 17-01-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU3948
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 januari 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03250/04
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AU3948
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU3948, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑01‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU3948, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2006
- Wetingang
AWBt art. 7 lid 2; Sv art. 110; Sv art. 359a
Essentie
Doorzoeking door R-C nadat opsporingsambtenaren onrechtmatig de woning waren binnengetreden, was rechtmatig. De mogelijkheid tot het bij die doorzoeking in beslag nemen van weed en hashish was niet het rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig binnentreden en dus behoefde er geen bewijsuitsluiting te volgen.
Samenvatting
Opsporingsambtenaren treden in een woning binnen bij afwezigheid van de bewoner zonder dat de machtiging tot binnentreden dit uitdrukkelijk bepaalde. Nadat een hoeveelheid ‘weed’ op de grond wordt aangetroffen wordt het onderzoek in de woning gestaakt en vervolgens heeft door de R-C een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij nog meer softdrugs worden aangetroffen en inbeslaggenomen. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.