NJ 2006, 66
Afwijzing verzoek opmaken p-v eerdere zittingen vóór pleidooi. Geen grondslagverlating art. 2.A Opiumwet.
HR 10-01-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU4676
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 januari 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00500/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AU4676
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU4676, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU4676, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑01‑2006
- Wetingang
Sv art. 261; Sv art. 327; Sv art. 365 lid 3; EVRM art. 6 lid 3 sub b; IVBP art. 14; Opiumwet art. 2 aanhef en onder A
Essentie
1. 's Hofs afwijzing van het verzoek tot het opmaken van processen-verbaal van eerdere terechtzittingen voordat pleidooi gehouden wordt, is niet in strijd met art. 6 lid 3 sub b EVRM en is toereikend gemotiveerd. Zulks gelet op art. 327 en 365 lid 3 Sv en nu niet blijkt dat verdachte of diens raadsman door de omstandigheid dat de processen-verbaal niet al vóór het in art. 327 Sv vereiste tijdstip beschikbaar waren, in enig opzicht is belet datgene naar voren te brengen wat in het belang van de verdediging kon zijn.
2. Geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.