NJ 2006, 482
Uitleveringszaak; ontvankelijkheid OvJ in zijn inleidende vordering.
HR 06-12-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU6362, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 december 2005
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst
- Zaaknummer
01894/05 U
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- Noot
N. Keijzer
- LJN
AU6362
- JCDI
JCDI:ADS159970:1
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AU6362, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AU6362, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑12‑2005
- Wetingang
Uitleveringswet art. 25 lid 4; Uitleveringswet art. 29 lid 1
Essentie
Uitleveringszaak. De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering ontoelaatbaar verklaard, waartegen het OM cassatieberoep heeft ingesteld. Aangenomen moet worden dat de opgeëiste persoon zich niet in Nederland bevindt en dat Nederland niet in staat zal zijn hem ter beschikking te stellen van de verzoekende Staat (nu de opgeëiste persoon in België woonachtig is). Gelet daarop moet worden aangenomen dat aan de inleidende vordering van de Officier van Justitie tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek de grondslag is komen te ontvallen. De Officier van Justitie kan derhalve in die vordering alsnog niet worden ontvangen. Volgt niet-ontvankelijkverklaring van de Officier ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.