HR, 13-09-2005, nr. 02769/04
ECLI:NL:HR:2005:AT8993
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-09-2005
- Zaaknummer
02769/04
- Conclusie
Mr. Wortel
- LJN
AT8993
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AT8993, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT8993
ECLI:NL:HR:2005:AT8993, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑09‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT8993
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT8993
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT8993
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2005/364
Conclusie 13‑09‑2005
Mr. Wortel
Partij(en)
Griffienr. 02769/04
Mr. Wortel
Zitting:28 juni 2005
Conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1.
Dit cassatieberoep betreft een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage waarbij verzoeker wegens "poging tot diefstal" is veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
2.
Namens verzoeker heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3.
Er wordt één middel voorgesteld. Daarin wordt er over geklaagd dat de zaak buiten aanwezigheid van verzoeker is behandeld.
4.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een faxbericht van mr R. Heemskerk, advocaat te 's-Gravenhage, gedateerd 12 juli 2004. Daarin is medegedeeld dat mr. Heemskerk namens verzoeker hoger beroep heeft ingesteld doch nadien geen contact meer met zijn cliënt heeft gehad. Het bericht houdt voorts in dat mr Heemskerk niet wist of zijn cliënt van de zittingsdatum op de hoogte was en/of aldaar wenste te verschijnen, en dat mr Heemskerk de verdediging neerlegde.
Bij die stukken bevindt zich voorts een transportorder, waarin opdracht is gegeven verzoeker op 13 juli 2004 vanuit zijn detentieplaats over te brengen naar het Hof. Deze transportorder vermeldt twee griffienummers van het Hof, waaronder het giffienummer van de onderhavige zaak.
Ten slotte is bij de stukken een "afstandsverklaring" te vinden, waarmee verzoeker heeft laten weten geen gebruik te maken van de gelegenheid om op 13 juli 2004 ter terechtzitting van het Hof te verschijnen, met als reden "hoefde niet van advocaat / geen dagvaarding gehad". Deze "afstandsverklaring" vermeldt alleen een griffienummer dat niet behoort bij de onderhavige zaak.
5.
Uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken blijkt voorts dat de voor verzoeker bestemde dagvaarding om ter terechtzitting van 13 juli 2004 voor het Hof te verschijnen bij het instellen van het rechtsmiddel, door mr Heemskerk als daartoe bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman, terstond aan mr Heemskerk is uitgereikt.
6.
Deze uitreiking geldt, ingevolge de art. 408a, 450, eerste lid aanhef en onder a en tweede lid, en 588, derde lid, aanhef en onder b, laatste volzin, Sv als uitreiking aan verzoeker in persoon.
7.
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft (de voorzitter van) het Hof ter terechtzitting vastgesteld:
"dat in de zaak met rolnummer 2200234604 de verdachte, voor wie wel een transportorder is uitgegaan afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, omdat hij geen dagvaarding in die zaak heeft ontvangen. In de onderhavige zaak is de verdachte volgens de wettelijke regels opgeroepen voor de zitting en is niet verschenen.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte"
8.
Voor zover mr Heemskerk, toen als raadsman van verzoeker optredend, zou hebben verzuimd de hem ter hand gestelde appèldagvaarding (onverwijld) aan verzoeker te doen toekomen, moet die omstandigheid voor rekening van verzoeker blijven. Dat vloeit voort uit de wettelijke bepaling dat de uitreiking aan de raadsman (de tot het instellen van een rechtsmiddel gemachtigde) geldt als uitreiking in persoon.
9.
Daarom kon het Hof er van uitgaan dat de aantekening in de "afstandsverklaring" "hoefde niet van advocaat / geen dagvaarding gehad" op de onderhavige zaak geen betrekking kon hebben. Het Hof kon (en moest) er dus van uitgaan dat verzoeker van de zittingsdatum op de hoogte was, doch er voor gekozen heeft niet bij het Hof te verschijnen.
10.
Naar mijn inzicht is op goede gronden verstek tegen verzoeker verleend, zodat het middel faalt.
11.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 13‑09‑2005
Inhoudsindicatie
1. De betekening aan de raadsman bij het instellen van appèl geldt gelet op art. 408a, 450.1.a, 450.2 en 588.3.b Sv als betekening in persoon. 2. ’s Hofs overweging omtrent de wijze waarop de appèldagvaarding is uitgereikt kan op zichzelf het oordeel dat verstek kan worden verleend niet dragen, in aanmerking genomen dat verdachte t.t.v. de terechtzitting in appèl uit anderen hoofde gedetineerd was. 3. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat verdachte ervan op de hoogte was dat ook de onderhavige zaak op 13-7-04 zou worden behandeld en dat de transportorder was afgegeven voor zowel de onderhavige zaak als voor die met rolnummer X, kan uit de omstandigheid dat verdachte v.w.b. laatstgenoemde zaak schriftelijk afstand heeft gedaan niet zonder meer volgen dat verdachte ook v.w.b. de onderhavige zaak afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. ’s Hofs oordeel dat tegen verdachte verstek kon worden verleend en dat de zaak buiten zijn tegenwoordigheid kon worden behandeld behoefde nadere motivering.
Partij(en)
13 september 2005
Strafkamer
nr. 02769/04
LR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 juli 2004, nummer 22/002504-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noordsingel" te Rotterdam.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 5 februari 2004 - de verdachte ter zake van "poging tot diefstal" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de verdachte, althans dat het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep buiten aanwezigheid van de verdachte - die ten tijde van die behandeling uit anderen hoofde was gedetineerd - kon worden voortgezet, onbegrijpelijk is.
3.2.1.
De zich bij de stukken bevindende "akte instellen rechtsmiddel" houdt in dat de raadsman van de verdachte op 13 februari 2004 namens de verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis. Aan die akte is gehecht de dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen ter terechtzitting op 13 juli 2004 met daarop een stempel "gestuurd aan verdachte aan het door de raadsman/vrouw opgegeven adres" en een paraaf. Tevens is aan die akte gehecht een akte van uitreiking welke inhoudt dat de dagvaarding op 13 februari 2004 op de voet van art. 408a Sv is uitgereikt aan de raadsman van de verdachte.
3.2.2.
Bij de stukken bevindt zich een door de verdachte ondertekend formulier, gehecht aan een transportorder om de verdachte op 13 juli 2004 over te brengen naar het Paleis van Justitie te 's-Gravenhage in verband met de onderhavige strafzaak (parketnummer 22-002504-04) en een andere strafzaak (parketnummer 22-002346-04), dat onder meer inhoudt dat de verdachte verklaart afstand te doen van de hem geboden gelegenheid om "op 13 juli 2004 te verschijnen voor het Gerechtshof te Den Haag in verband met Hof MK zitting parketnummer 2200234604, korte reden: hoefde niet van advocaat, geen dagvaarding gehad".
3.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2004 houdt onder meer in:
"De verdachte (...) uit anderen hoofde gedetineerd (...) is niet ter terechtzitting verschenen.
De voorzitter doet mededeling van een faxbericht, d.d. 12 juli 2004 van mr. R. Heemskerk, advocaat te Den Haag, inhoudende de mededeling dat hij niet langer als raadsman voor verdachte optreedt.
De voorzitter stelt vast dat in de zaak met rolnummer 2200234604 de verdachte, voor wie wel een transportorder is uitgegaan afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, omdat hij geen dagvaarding in die zaak heeft ontvangen. In de onderhavige zaak is de verdachte volgens de wettelijke regels opgeroepen voor de zitting en is hij niet verschenen.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte."
3.3.
Gelet op art. 408a in verbinding met art. 450, eerste lid aanhef en onder a en het tweede lid, alsmede met art. 588, derde lid aanhef en onder b, laatste volzin, Sv geldt de betekening van de hiervoor onder 3.2.1 genoemde appèldagvaarding als een betekening in persoon.
Hetgeen het Hof heeft overwogen omtrent de wijze waarop de appèldagvaarding is uitgereikt kan op zichzelf het oordeel dat verstek tegen de verdachte kon worden verleend en dat de zaak buiten zijn tegenwoordigheid kon worden behandeld, niet dragen, in aanmerking genomen dat de verdachte ten tijde van de terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd was.
3.4.
Ook indien ervan wordt uitgegaan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat ook de onderhavige zaak op 13 juli 2004 zou worden behandeld en dat de transportorder was afgegeven zowel voor de onderhavige zaak als voor die met rolnummer 2200234604, kan uit de omstandigheid dat de verdachte voor wat betreft laatstgenoemde zaak schriftelijk afstand heeft gedaan zoals hiervoor onder 3.2.2 vermeld, niet zonder meer volgen dat de verdachte ook voor wat betreft de onderhavige zaak afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De stukken van het geding houden verder niets in waaruit kan volgen dat de desbetreffende ambtenaren de opdracht tot vervoer niet hebben uitgevoerd omdat de verdachte ook voor de onderhavige zaak van de aangeboden mogelijkheid tot vervoer geen gebruik wenste te maken.
3.5.
Gelet op het voorgaande behoefde 's Hofs oordeel dat tegen de verdachte verstek kon worden verleend en dat de zaak buiten zijn tegenwoordigheid kon worden behandeld nadere motivering.
3.6.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 13 september 2005.