NJ 2005, 426
Strijd met eerlijk proces wegens onvoldoende voorbereidingstijd in eerste aanleg kan in hoger beroep worden gerepareerd.
HR 07-06-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS9235, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 juni 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
02207/04
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AS9235
- JCDI
JCDI:ADS159996:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AS9235, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AS9235, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑06‑2005
- Wetingang
Sv art. 423 lid 1; EVRM art. 6 lid 3
Essentie
De omstandigheid dat de verdachte in eerste aanleg onvoldoende voorbereidingstijd heeft gehad en daarom geen eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM, betekent niet dat de appèlrechter de zaak ex art. 423 lid 1 Sv naar de eerste rechter moet terugwijzen (vgl. HR NJ 1996, 557).
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 juni 2004, nummer 20/001498–03, in de strafzaak tegen F.H.A., adv. mr. L.P.H. Hameleers te Roermond.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.