NJ 2005, 417
Grondslagverlating; delictsbestanddelen art. 9 WVW 1994.
HR 31-05-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT2708
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 mei 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
02209/04
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- LJN
AT2708
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT2708, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑05‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT2708, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑05‑2005
- Wetingang
WVW 1994 art. 9 lid 4; WVW 1994 art. 9 lid 7; Sv art. 261; Sv art. 350
Essentie
Rijden met ingevorderd rijbewijs. De wettelijk grondslag waarom het rijbewijs is ingevorderd is een delictsbestanddeel van art. 9 lid 4 en 7 WVW 1994. Door het tenlastegelegde bewezen te verklaren met weglating van de tenlastegelegde omstandigheid dat de invordering was gebaseerd op art. 164 WVW 1994 is de grondslag van de tenlastelegging verlaten.
Uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 1 april 2004, nummer 21/004338–03, in de strafzaak tegen E.C.S., adv. mr. J. Goudswaard te 's‑Gravenhage.