Zie Vellinga-Schootstra, Inbeslagneming en huiszoeking, p. 252.
HR, 24-05-2005, nr. 02548/04B
ECLI:NL:HR:2005:AS9296
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2005
- Zaaknummer
02548/04B
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
AS9296
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AS9296, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AS9296
ECLI:NL:HR:2005:AS9296, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AS9296
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AS9296
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AS9296
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2005/217
Conclusie 24‑05‑2005
Mr. Jörg
Partij(en)
Nr.02548/04 B
Mr. Jörg
Zitting 8 maart 2005
Conclusie inzake:
[klaagster]
1.
Bij beslissing van 11 februari 2004 heeft de rechtbank te Groningen het beklag strekkende tot opheffing van het beslag en tot teruggave aan verzoekster van de originele boekhouding over de jaren 1997 tot en met 2000 ongegrond verklaard.
2.
Namens verzoekster heeft mr. C.H.J. van der Maas, advocaat te Groningen, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Gezien de toelichting klaagt het middel erover dat de rechtbank ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen originele administratie aan verzoekster.
4.
Art. 24 Sv bepaalt dat de beschikking met redenen omkleed moet zijn. Welke motivering voldoende is, is afhankelijk van de aard van de bezwaren. Wordt in het klaagschrift de toelaatbaarheid van de inbeslagneming zelf ontkend, dan is de enkele motivering dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet onvoldoende. Wanneer alleen geklaagd wordt over de continuering van het beslag, dan kan in de regel met een dergelijke formulering worden volstaan; in de regel, want in het licht van de aangevoerde argumenten kan die algemene motivering toch te schraal zijn.1.
5.
De rechtbank heeft in haar beschikking het volgende beslist:
"BEOORDELING:
Na onderzoek in raadkamer is de rechtbank tot het oordeel gekomen, dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster. Dit strafvorderlijk belang dient zwaarder te wegen dan het zakelijk belang van klaagster bij teruggave, temeer daar klaagster zich om aan haar fiscale verplichtingen te voldoen ook op andere wijze van de benodigde gegevens kan voorzien.
De rechtbank zal het klaagschrift derhalve ongegrond verklaren."
6.
Blijkens het voorgaande heeft de rechtbank overwogen dat het strafvorderlijk belang het voortduren van het beslag vordert. Met dit oordeel heeft de rechtbank de juiste maatstaf toegepast.
7.
De rechtbank heeft in dat oordeel meegewogen dat verzoekster zich ook op andere wijze van de benodigde gegevens kan voorzien teneinde aan haar fiscale verplichtingen te voldoen.
8.
Vooropgesteld zij dat het proces-verbaal van behandeling in raadkamer2. grotendeels bestaat uit handgeschreven verklaringen welke door middel van incomplete zinnen zijn weergeven en mitsdien aan duidelijkheid te wensen overlaat.
9.
Echter, de in raadkamer afgelegde verklaring van verzoekster, bij monde van haar vertegenwoordiger T.W.T. Grondstra, komt mijns inziens daarop neer dat verzoekster de teruggave van de originele boekhouding wenst aangezien de haar verstrekte kopieën zowel in onderscheidend vermogen (o.a. gezien de kleur en vorm van originele bescheiden) alsmede in volledigheid onvoldoende zijn om aan de verplichtingen tegenover de fiscus te kunnen voldoen.
10.
De officier van justitie is tijdens de behandeling in raadkamer niet, althans dat blijkt niet uit het proces-verbaal, ingegaan op hetgeen door verzoekster, bij monde van haar vertegenwoordiger is aangevoerd.
11.
Kennelijk verenigde de rechtbank zich met de klacht van verzoekster dat de ter beschikking gestelde fotokopieën van de stukken uit de boekhouding onvoldoende onderscheidend vermogen hebben om verzoekster in staat te stellen aan haar fiscale verplichtingen te voldoen. Anders had de overweging dat verzoekster op andere wijze aan haar fiscale verplichtingen kon voldoen achterwege kunnen blijven.
12.
Het proces-verbaal maakt geen melding van enige andere wijze waarop de verdachte B.V. aan haar fiscale verplichtingen zou kunnen voldoen, dan door raadpleging van haar eigen boekhouding. Mij schiet die ook niet - als van algemene bekendheid - zomaar te binnen. Nu de rechtbank niet duidelijk heeft gemaakt op welke andere wijze verzoekster zich van de benodigde gegevens zou kunnen voorzien om aan haar fiscale verplichtingen te voldoen en deze overweging mede bepalend is geweest voor het oordeel dat het strafvorderlijk belang zich tegen teruggave verzet ben ik van mening dat laatstgenoemd oordeel niet zonder meer begrijpelijk is.
13.
Het middel slaagt.
14.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
15.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank te Groningen, opdat aldaar opnieuw op het beklag wordt beschikt.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑05‑2005
Door de rechtbank geformuleerd als 'proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige raadkamer voor strafzaken'.
Uitspraak 24‑05‑2005
Inhoudsindicatie
De rb heeft geoordeeld dat het strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag zwaarder dient te wegen dan het door klaagster gestelde belang bij teruggave. In het verband van die afweging heeft de rb tot uitdrukking gebracht dat aan de aangevoerde bezwaren tegen voortduring van het beslag ook op andere wijze dan door teruggave van de (originele) boekhouding kan worden tegemoetgekomen. Die oordelen zijn niet onbegrijpelijk, nu het door klaagster aangevoerde standpunt van de fiscus (die de originele stukken zou willen inzien) niet nader is gestaafd en in aanmerking genomen dat de klaagster – zijnde tevens verdachte – ex art. 30.1 Sv bevoegd is de inbeslaggenomen bescheiden in te zien en dat zij daarvan (nadere) afschriften kan verkrijgen.
Partij(en)
24 mei 2005
Strafkamer
nr. 02548/04 B
EC/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Groningen van 11 februari 2004, rekestnummer RK 03/456, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klaagster ingediende beklag strekkende tot teruggave aan haar van de in bovenstaande beschikking omschreven voorwerpen.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. C.H.J. van der Maas, advocaat te Groningen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank te Groningen, opdat aldaar opnieuw op het beklag wordt beschikt.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel behelst onder meer de klacht dat het oordeel van de Rechtbank dat de klaagster zich ook zonder opheffing van het beslag op haar boekhouding van de gegevens kan voorzien die nodig zijn om aan haar fiscale verplichtingen te voldoen zonder nadere motivering onbegrijpelijk is.
3.2.1.
Het klaagschrift houdt, voorzover hier van belang in:
”dat klaagster zich over het voortduren van voormelde inbeslagneming bezwaard voelt, omdat klaagster de originele boekhouding over de jaren 1997 t/m 2000 nodig heeft voor het indienen van de jaarstukken en aangiften VPB en voor het afdragen van sociale premies;
dat de raadsman van klaagster aan de Officier van Justitie heeft gevraagd om tot teruggave van de jaarstukken over te gaan, doch de Officier daarop bij brief d.d. 19 november 2003 heeft gereageerd met de mededeling dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de door klaagster gevraagde boekhouding, zodat klaagster thans recht en belang heeft bij het onderhavige klaagschrift;
dat klaagster het er derhalve op houdt dat het Openbaar Ministerie heeft geweigerd de boekhouding terug te geven aan klaagster, hoewel naar het oordeel van klaagster het belang van de strafvordering zich niet langer verzet tegen de gevraagde teruggave, nu immers de Officier van Justitie alle tijd en gelegenheid heeft gehad om alle relevante stukken te kopiëren en onder zich te houden.”
3.2.2.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt als verklaring van de vertegenwoordiger van de klaagster het volgende in:
”Wil stukken om aan verplichtingen t.o. fiscus te voldoen. Fiscus heeft kleine miljoen euro aan aanslagen opgelegd aan de BV(...)onvoldoende boekhouding om reële aanslag op te stellen(...) kopieën willen ze niet inkijken.
Alles lijkt op alles, is bovendien niet compleet (...) wij kunnen niks met kopieën. Je ziet niet wat het is (kleur, vorm etc). Onderliggende bescheiden van kasbewegingen hebben we ook nodig.”
3.2.3.
Dat proces-verbaal houdt als mededeling van de Officier van Justitie in:
”Beslag om waarheid aan de dag te brengen. Veel bewijsstukken erin. (...) ik weet niet wanneer de zaak dient.”
3.2.4.
De bestreden beschikking houdt onder meer in:
”Na onderzoek in raadkamer is de rechtbank tot het oordeel gekomen, dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster. Dit strafvorderlijk belang dient zwaarder te wegen dan het zakelijk belang van klaagster bij teruggave, temeer daar klaagster zich om aan haar fiscale verplichtingen te voldoen ook op andere wijze van de benodigde gegevens kan voorzien.
De rechtbank zal het klaagschrift derhalve ongegrond verklaren.”
3.3.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag zwaarder dient te wegen dan het door de klaagster gestelde belang bij teruggave. In het verband van die afweging heeft de Rechtbank tot uitdrukking gebracht dat aan de door de vertegenwoordiger van de klaagster aangevoerde bezwaren tegen voortduring van het beslag ook op ander wijze dan door teruggave van de (originele)boekhouding kan worden tegemoetgekomen.
Die oordelen zijn ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk, nu het door de vertegenwoordiger van de klaagster in stelling gebrachte standpunt van de fiscus niet nader is gestaafd en in aanmerking genomen dat de klaagster - zijnde tevens verdachte - op de voet van art. 30, eerste lid, Sv bevoegd is de inbeslaggenomen bescheiden in te zien en dat zij daarvan (nadere) afschriften kan verkrijgen.
3.4.
De klacht, waarin wordt miskend dat het oordeel van de Rechtbank in cassatie niet kan worden bestreden met feiten en omstandigheden die in feitelijke aanleg niet zijn aangevoerd en waaromtrent door de Rechtbank niets is vastgesteld, faalt dus.
3.5.
Ook overigens kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.
Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5.
Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier A. Dantuma-Hieronymus, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2005.