JOL 2005, 157
Het hof behoefde bij de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de waarde van twee verbeurdverklaarde zeilboten niet op het voordeel in mindering te brengen. Materieel strafrecht
HR 08-03-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6386
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 maart 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
0079504P
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AR6386
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AR6386, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AR6386, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑03‑2005
Essentie
Het hof behoefde bij de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de waarde van twee verbeurdverklaarde zeilboten niet op het voordeel in mindering te brengen
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 2003, nummer 22/000238–03, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedatum] 1950, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.