NJ 2005, 229
Schending aanwezigheidsrecht.
HR 08-02-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8428
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 februari 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
00626/04
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AR8428
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AR8428, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AR8428, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑02‑2005
- Wetingang
Sv art. 278 lid 3; EVRM art. 6 lid 3 sub c
Essentie
Aanwezigheidsrecht; de stukken behelzen een duidelijke aanwijzing dat verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. 's Hofs afwijzing van het aanhoudingsverzoek om de in Duisland gedetineerde verdachte (van een ongeveer zes jaar oud feit) ter terechtzitting aanwezig te laten zijn, is niet begrijpelijk. Het Hof heeft niets vastgesteld over de eventuele mogelijkheden van internationale rechtshulp en de tijd die daarmee zou zijn gemoeid, terwijl bij de bepaling van de redelijke termijn van berechting een verleend uitstel als in casu in beginsel voor verdachtes rekening komt. Dat de raadsman op de terechtzitting uitdrukkelijk gemachtigd was om verdachtes verdediging te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.