NJ 2005, 202
Tenlasteleggingsvereisten art. 288 Sr.
HR 01-02-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7606
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 februari 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
01563/04
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AR7606
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AR7606, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AR7606, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑02‑2005
- Wetingang
Essentie
Voor een veroordeling ter zake van art. 288 Sr is niet vereist dat de bewezenverklaring alle bestanddelen behelst van ‘het strafbare feit’ als in die bepaling bedoeld. Wel moet voldoende duidelijk zijn op welk strafbaar feit wordt gedoeld en moet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid dat de wettelijk bestanddelen van dat feit zijn vervuld.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 februari 2004, nummer 21/002694–03, in de strafzaak tegen G.M.J. van H., adv. mr. R.J. Baumgardt te Spijkenisse.