JOL 2005, 78
Doodslag gepleegd om de uitvoering van een ander strafbaar feit gemakkelijk te maken. In hoeverre moeten van dat andere strafbare feit de bestanddelen in de tenlastelegging worden opgenomen?
HR 01-02-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7606
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 februari 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
01563/04
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AR7606
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AR7606, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AR7606, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑02‑2005
Essentie
Doodslag gepleegd om de uitvoering van een ander strafbaar feit gemakkelijk te maken. In hoeverre moeten van dat andere strafbare feit de bestanddelen in de tenlastelegging worden opgenomen?
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 februari 2004, nummer 21/002694–03, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Arnhem' te Arnhem.
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.