HR, 04-01-2005, nr. 00392/04
ECLI:NL:HR:2005:AR5173
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-01-2005
- Zaaknummer
00392/04
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
AR5173
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AR5173, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑01‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AR5173
ECLI:NL:HR:2005:AR5173, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑01‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR5173
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR5173
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR5173
- Wetingang
art. 588 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2005/4
Conclusie 04‑01‑2005
Mr. Jörg
Partij(en)
Nr.00392/04
Mr. Jörg
Zitting 2 november 2004
Conclusie inzake:
[verzoeker=verdachte]
1.
Verzoeker is door het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 2 oktober 2003 wegens rijden onder invloed, rijden zonder geldig rijbewijs en het opgeven van een valse naam veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, een geldboete van tachtig euro subsidiair één dag hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
2.
Namens verzoeker heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt erover dat het hof ten onrechte heeft nagelaten de oproeping voor de zitting van de politierechter van 11 januari 2001 nietig te verklaren dan wel het hiertoe strekkende verweer ontoereikend heeft verworpen.
4.
Blijkens het arrest van 2 oktober 2003 heeft het hof het beroep op nietigheid van de oproeping voor 11 januari 2001 als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat verdachte niet op de door de wet voorgeschreven wijze is opgeroepen voor de zitting van 11 januari 2001, nu verdachte niet is opgeroepen op zijn verblijfadres in Frankrijk, welk adres bekend is bij de gemeente.
Deze oproeping dient derhalve nietig te worden verklaard.
Het hof constateert dat er thans geen akte van oproeping van verdachte, op het adres in Frankrijk, in het dossier aanwezig [is].
Bij de behandeling op de terechtzitting van 3 april 2003 is het beroep op de nietigheid van de oproeping voor de politierechter van 11 januari 2001, op de grond dat deze niet op de juiste wijze zou hebben plaatsgevonden, reeds door het hof (in een gedeeltelijke andere samenstelling) verworpen.
Daarbij is overwogen dat uit het dossier blijkt dat oproepingen voor de zitting van 11 januari 2001 op 15 december 2000 zijn uitgereikt aan de griffier en per post verzonden aan het adres van verdachte in Frankrijk. Hoewel de akte thans in het dossier ontbreekt, kan er van uit worden gegaan dat die akte zich indertijd bij de stukken bevond. Daarom wordt het verweer verworpen."
5.
Blijkens het proces-verbaal van terechtzitting van 3 april 2003 heeft het hof het volgende overwogen:
"Uit het dossier blijkt dat de oproeping voor de zitting van 11 januari 2001 op 15 december 2000 is uitgereikt aan de griffier nu de verdachte blijkens de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie vanaf 27 november 2000 in Nederland zonder bekende woon- of verblijfplaats bekend stond. Bovendien is de oproeping per post verzonden naar het adres van verdachte in Frankrijk."
6.
Het impliciete oordeel van het hof dat de oproeping voor de zitting van 11 januari 2001 correct is geschied is mijns inziens niet onbegrijpelijk. Daarbij houd ik er rekening mee dat het hof (in een gedeeltelijk andere) samenstelling op 3 april 2003 heeft overwogen dat een oproeping voor de zitting van de politierechter van 11 januari 2001 is verzonden naar het adres van verzoeker in Frankrijk en er derhalve van uitgegaan kan worden dat die akte, hoewel op dat moment ontbrekend in het dossier, indertijd wel deel van de stukken uitmaakte. Het komt wel vaker voor dat een stuk door onduidelijke oorzaak plots niet (meer) in het dossier zit, terwijl het er eerder wel in heeft gezeten. Op de waarneming van het hof in eerdere samenstelling heeft het hof in latere samenstelling naar mijn oordeel mogen afgaan.
7.
Het middel faalt en leent zich voor toepassing van art. 81 RO. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 04‑01‑2005
Inhoudsindicatie
's Hofs oordeel dat, hoewel een zodanige akte thans in het dossier ontbreekt, ervan kan worden uitgegaan dat een akte van uitreiking inhoudende dat de oproeping van verdachte naar zijn verblijfadres in Frankrijk is verstuurd, zich indertijd bij de stukken heeft bevonden (in een andere samenstelling overwoog het hof eerder dat uit het dossier bleek dat de oproeping per post was verzonden naar het adres van verdachte in Frankrijk), is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
Partij(en)
4 januari 2005
Strafkamer
nr. 00392/04
LR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 2 oktober 2003, nummer 21/000624-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats] (Frankrijk).
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 11 januari 2001 - de verdachte ter zake van 1. "overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994", 2. "door het bevoegd gezag naar zijn naam gevraagd een valse naam opgeven" en 3. "overtreding van artikel 9, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld ten aanzien van feit 1 tot zes weken gevangenisstraf, ten aanzien van feit 2 tot een geldboete van € 80,--, subsidiair één dag hechtenis en ten aanzien van de feiten 1 en 3 ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
2. Geding in cassatie
2.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2.
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel is gericht tegen de verwerping van een op de terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer dat inhield dat de oproeping voor de terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2001 nietig is.
3.2.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2003 volgt dat de raadsman van de verdachte het preliminaire verweer heeft gevoerd dat de oproeping voor de nadere terechtzitting van de Politierechter van 11 januari 2001 nietig is, omdat niet getracht is die oproeping op het door de verdachte opgegeven verblijfadres van de verdachte in Frankrijk uit te reiken.
3.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2003 houdt als beslissing van het Hof op dit verweer het volgende in:
"Het hof verwerpt de verweren van de raadsman. Uit het dossier blijkt dat de oproeping voor de zitting van 11 januari 2001 op 15 december 2000 is uitgereikt aan de griffier nu de verdachte blijkens de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie vanaf 27 november 2000 in Nederland zonder bekende woon- of verblijfplaats bekend stond. Bovendien is de oproeping per post verzonden naar het adres van verdachte in Frankrijk. Nu de oproeping op de juiste wijze aan verdachte is uitgereikt, mist het primair gevoerde verweer feitelijke grondslag."
3.4.
Uit het proces-verbaal van de nadere terechtzitting van 18 september 2003, waarbij de zaak opnieuw is aangevangen in verband met de gewijzigde samenstelling van het Hof, en de daaraan gehechte pleitaantekeningen volgt dat de raadsman van de verdachte het verweer strekkende tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2001 heeft herhaald.
3.5.
Het Hof heeft in zijn arrest op dit verweer als volgt beslist:
"De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat verdachte niet op de door de wet voorgeschreven wijze is opgeroepen voor de zitting van 11 januari 2001, nu verdachte niet is opgeroepen op zijn verblijfadres in Frankrijk, welk adres bekend is bij de gemeente.
Deze oproeping dient derhalve nietig te worden verklaard.
Het hof constateert dat er thans geen akte van oproeping van verdachte, op het adres in Frankrijk, in het dossier aanwezig.
Bij de behandeling op de terechtzitting van 3 april 2003 is het beroep op de nietigheid van de oproeping voor de politierechterzitting van 11 januari 2001, op de grond dat deze niet op de juiste wijze zou hebben plaatsgevonden, reeds door het hof (in een gedeeltelijke andere samenstelling) verworpen.
Daarbij is overwogen dat uit het dossier blijkt dat oproepingen voor de zitting van 11 januari 2001 op 15 december 2000 zijn uitgereikt aan de griffier en per post verzonden aan het adres van verdachte in Frankrijk. Hoewel de akte thans in het dossier ontbreekt, kan er van uit worden gegaan dat die akte zich indertijd bij de stukken bevond. Daarom wordt het verweer verworpen."
3.6.
In cassatie staat vast dat de verdachte ten tijde van de uitreiking van de oproeping voor de nadere terechtzitting van de Politierechter van 11 januari 2001 een bekend adres in Frankrijk had. Bij de stukken van het geding bevindt zich een akte van uitreiking gehecht aan het dubbel van de oproeping van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2001. Deze akte van uitreiking houdt in dat die oproeping op 15 december 2000 als gewone brief is verzonden naar het adres [a-straat 1] te [plaats B]. Een akte van uitreiking waaruit zou kunnen volgen dat de oproeping tevens aan het van de verdachte bekende verblijfadres in Frankrijk is gezonden, bevindt zich niet bij de stukken. Het oordeel van het Hof dat, hoewel een zodanige akte van uitreiking thans in het dossier ontbreekt, ervan kan worden uitgegaan dat een akte van uitreiking inhoudende dat de oproeping van de verdachte naar zijn verblijfadres in Frankrijk is verstuurd, zich indertijd bij de stukken heeft bevonden, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
3.7.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal de oproeping voor de terechtzitting van de Politierechter van 11 januari 2001 om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voorzover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd;
Verklaart de oproeping voor de terechtzitting van 11 januari 2001 nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 4 januari 2005.