HR, 07-12-2004, nr. 00947/04J
ECLI:NL:HR:2004:AR4196
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-12-2004
- Zaaknummer
00947/04J
- Conclusie
Mr. Wortel
- LJN
AR4196
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2004:AR4196, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2004
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2004:AR4196
ECLI:NL:HR:2004:AR4196, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2004; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR4196
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR4196
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR4196
- Wetingang
art. 404 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2005/22
Conclusie 07‑12‑2004
Mr. Wortel
Partij(en)
Griffienr. 00947/04 J
Mr. Wortel
Zitting:12 oktober 2004
Conclusie inzake:
[verzoeker=verdachte]
1.
Namens verzoeker is cassatieberoep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch waarbij verzoeker wegens "mishandeling" en "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen" is veroordeeld tot een geldboete van € 150,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van drie dagen.
2.
Namens verzoeker heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Oisterwijk, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Dit behelst de klacht dat het Hof heeft miskend dat een verdachte ingevolge het eerste lid van art. 404 Sv alleen hoger beroep kan instellen in de gevoegde zaken waarin hij niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken.
4.
Aan verzoeker is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat
"hij op of omstreeks 28 mei 2002, te Loon op Zand (Doelen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
- -
(op het moment dat een persoon, te weten [het slachtoffer], op een fiets reed/ was gezeten), (met kracht) (met geschoeide voet) tegen (de stang van) die fiets heeft geschopt en/of getrapt en/of
- -
(met kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het (rechter-)been van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- -
(met kracht) het (rechter-)been van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/-gegrepen en/of (vervolgens) dat been (met kracht) (gedeeltelijk) heeft (om-) gedraaid/verdraaid, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Stafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 28 mei 2002, te Loon op Zand (Doelen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [het slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan een hem, verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art. 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht".
5.
Daarvan is in eerste aanleg bewezenverklaard dat verzoeker:
"op 28 mei 2002 te Loon op Zand (Doelen) tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend
- -
op het moment dat een persoon, te weten [het slachtoffer], op een fiets reed, met kracht met geschoeide voet tegen de stang van die fiets heeft getrapt;
- -
met kracht met geschoeide voet tegen het rechterbeen van die [slachtoffer] heeft geschopt;
- -
met kracht het rechterbeen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens dat been heeft omgedraaid,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden".
6.
In de toelichting op het middel wordt betoogd dat in de inleidende dagvaarding twee feiten, te weten mishandeling en vernieling, cumulatief zijn tenlastegelegd terwijl de kinderrechter in de Rechtbank verzoeker van het tweede feit heeft vrijgesproken. Nu verzoeker ingevolge art. 404, eerste lid, Sv geen hoger beroep kon instellen tegen de vrijspraak ter zake van de tenlastegelegde vernieling, had, zo wordt betoogd, het Hof moeten aannemen dat het alleen namens verzoeker ingestelde hoger beroep (impliciet) beperkt was in de zin van art. 407, tweede lid, Sv.
7.
Nu
- -
de in het eerste onderdeel van de tenlastelegging omschreven mishandeling van [het slachtoffer] omvat dat verzoeker tegen een stang van het door [het slachtoffer] bereden rijwiel heeft getrapt;
- -
de beide onderdelen van de tenlastelegging verbonden zijn met "en/of", waarmee de steller van de tenlastelegging klaarblijkelijk heeft beoogd bewezen- en strafbaarverklaring ter zake van de vernieling mogelijk te maken naast, maar eventueel ook in plaats van, de mishandeling;
- -
het tweede, op beschadiging van de fiets van [het slachtoffer] gerichte, onderdeel van de tenlastelegging geen nadere omschrijving inhoudt van de gedragingen waardoor die fiets is beschadigd, en in zoverre kennelijk voortbouwt op het eerste onderdeel van de tenlastelegging;
meen ik dat het Hof de inleidende dagvaarding aldus kon verstaan dat verzoeker gedragingen worden verweten die, ofschoon volgens de steller van de tenlastelegging binnen twee wettelijke delictsomschrijvingen vallend en daarom twee misdrijven opleverend, zozeer met elkaar verband houden dat zij niet als afzonderlijke, in de zin van art. 407, tweede lid, Sv gevoegd aan het oordeel van de Rechtbank onderworpen, feiten zijn te beschouwen.
8.
Daarom kon het Hof naar mijn inzicht aannemen dat het in de inleidende dagvaarding uitgedrukte verwijt in volle omvang aan zijn oordeel was onderworpen, zodat het middel vergeefs is voorgesteld.
9.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 07‑12‑2004
Inhoudsindicatie
De verdachte die in eerste aanleg van één van de cumulatief tenlastegelegde en derhalve gevoegde strafbare feiten is vrijgesproken, is, gelet op art. 404.4 Sv, ten aanzien van dat feit in appèl niet-ontvankelijk.
Partij(en)
7 december 2004
Strafkamer
nr. 00947/04 J
SG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2003, nummer 20/000834-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te Breda van 6 maart 2003 - de verdachte ter zake van "mishandeling" en "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen" veroordeeld tot een geldboete van € 150,--, subsidiair drie dagen jeugddetentie.
2. Geding in cassatie
2.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Oisterwijk, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2.
De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte heeft veroordeeld voor een bij inleidende dagvaarding cumulatief tenlastegelegd feit waarvan hij in eerste aanleg is vrijgesproken.
3.2.
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 28 mei 2002, te Loon op Zand (Doelen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
- -
(op het moment dat een persoon, te weten [het slachtoffer], op een fiets reed/was gezeten), (met kracht) (met geschoeide voet) tegen (de stang van) die fiets heeft geschopt en/of getrapt en/of
- -
(met kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het (rechter-)been van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- -
(met kracht) het (rechter-)been van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/-gegrepen en/of (vervolgens) dat been (met kracht) (gedeeltelijk) heeft (om-)gedraaid/verdraaid, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 28 mei 2002, te Loon op Zand (Doelen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [het slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt".
3.3.
De Kinderrechter heeft - met vrijspraak van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd - daarvan bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 28 mei 2002 te Loon op Zand (Doelen) tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend
- -
op het moment dat een persoon, te weten [het slachtoffer], op een fiets reed, met kracht met geschoeide voet tegen de stang van die fiets heeft getrapt;
- -
met kracht met geschoeide voet tegen het rechterbeen van die [slachtoffer] heeft geschopt;
- -
met kracht het rechterbeen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens dat been heeft omgedraaid, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
en hem terzake veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf, voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
3.4.
De verdachte heeft tegen het vonnis van de Kinderrechter hoger beroep ingesteld.
3.5.
Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 28 mei 2002 te Loon op Zand, opzettelijk mishandelend met geschoeide voet op/tegen tegen het (rechter-)been van [het slachtoffer] heeft geschopt waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft bekomen en op 28 mei 2002, te Loon op Zand (Doelen) opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan [het slachtoffer] heeft beschadigd."
en hem voor die feiten veroordeeld tot de straf zoals hiervoor onder 1 vermeld.
3.6.
Art. 404, vierde lid, Sv luidt:
"Zijn in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank onderworpen, dan kan de verdachte alleen hoger beroep instellen van die gevoegde zaken waarin hij niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken."
3.7.
Kennelijk heeft het Hof de onder 3.2 weergegeven tenlastelegging opgevat als een tenlastelegging waarin cumulatief en derhalve gevoegd twee strafbare feiten zijn opgenomen. Die uitleg is niet in strijd met de bewoordingen van de tenlastelegging zodat daarvan ook in cassatie moet worden uitgegaan.
3.8.
De verdachte is in eerste aanleg van één van die gevoegde feiten vrijgesproken. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de verdachte in zijn hoger beroep kon worden ontvangen, ook ten aanzien van het feit waarvan hij was vrijgesproken, is gelet op art. 404, vierde lid, Sv onjuist.
3.9.
Het middel is dus terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak en de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen met betrekking tot het in de tenlastelegging na de woorden "en/of" omschreven feit alsmede de strafoplegging;
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van dit feit;
Veroordeelt de verdachte ter zake van het door het Hof voorts bewezenverklaarde feit, opleverende mishandeling, tot een geldboete van € 100,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van twee dagen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 december 2004.