HR 14 januari 2003, nr. 00016/02P.
HR, 09-11-2004, nr. 01443/03P
ECLI:NL:HR:2004:AR2942
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-11-2004
- Zaaknummer
01443/03P
- Conclusie
Mr Machielse
- LJN
AR2942
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2004:AR2942, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑11‑2004
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2004:AR2942
ECLI:NL:HR:2004:AR2942, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑11‑2004; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2942
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2942
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2942
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2004/476
Conclusie 09‑11‑2004
Mr Machielse
Partij(en)
Nr. 01443/03 P
Mr Machielse
Zitting 21 september 2004
Conclusie inzake:
[verdachte=betrokkene]
1.
Aan verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij beslissing van 3 februari 2003 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.438,- subsidiair 45 dagen hechtenis.
2.
Namens verdachte heeft mr A.H.P. Swinkels, advocaat te Helmond, beroep in cassatie ingesteld en heeft mr G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur houdende een als middel van cassatie aangeduide klacht ingediend.
3.1
De in de schriftuur aangevoerde klachten hebben alle betrekking op de veroordeling van verzoeker in de hoofdzaak. In de hoofdzaak heeft het hof verzoeker eveneens bij arrest van 3 februari 2003 veroordeeld. Tegen dat arrest is beroep in cassatie ingesteld. Mr Spong heeft ook in die zaak een schriftuur ingediend.
3.2
Als cassatiemiddel kan slechts worden aangemerkt een stellige en duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel of een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De in de schriftuur vermelde klachten zijn niet gericht tegen de bestreden uitspraak maar tegen de uitspraak van de strafrechter in de hoofdzaak. De klachten kunnen dus niet als middel van cassatie gelden. Dat betekent dat verzoeker niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.1.,2.
4.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑11‑2004
In geval van vernietiging van het arrest van het hof in de hoofdzaak komt eventueel art. 511i Sv in beeld, vgl. HR NJ 1999, 76 en HR NJ 2001, 552.
Uitspraak 09‑11‑2004
Inhoudsindicatie
Cassatieschriftuur in ontnemingszaak voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen omdat de daarin vervatte klachten zich richten tegen de uitspraak in de hoofdzaak en niet tegen het arrest in de onderhavige ontnemingszaak. HR verklaart betrokkene niet-ontvankelijk.
Partij(en)
9 november 2004
Strafkamer
nr. 01443/03 P
SCR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 februari 2003, nummer 20/000355-02, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een beslissing van de Rechtbank te Roermond van 10 juli 2001 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.438,--, subsidiair 45 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1.
Het in de schriftuur aangevoerde voldoet niet aan de aan een middel van cassatie te stellen eisen, nu het geen klacht bevat over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De in de schriftuur vervatte klachten richten zich immers tegen de door het Hof in de hoofdzaak gegeven uitspraak en niet tegen het onderhavige, in de ontnemingszaak gewezen arrest.
3.2.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 9 november 2004.