NJ 2004, 691
Smaad. Onvoldoende bewijs voor handelen met het kennelijke doel om aan strafbare feiten ruchtbaarheid te geven.
HR 02-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8770
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 november 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.L.M. Urlings, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
00481/04
- Conclusie
plv. P-G J.W. Fokkens
- LJN
AQ8770
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AQ8770, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AQ8770, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑11‑2004
- Wetingang
Sr art. 261
Essentie
De bewijsmiddelen houden niet meer in dan dat de verdachte de brief met daarin de feiten, die inhouden dat X betrokken zou zijn geweest bij het plegen van zedendelicten en levensdelicten, heeft toegezonden aan de burgemeester van Amsterdam. Uit die enkele omstandigheid kan niet volgen dat is gehandeld met het kennelijke doel om aan die feiten ruchtbaarheid te geven. Dat de burgemeester een persoon is met een openbare functie maakt dat niet anders.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 maart 2003, nummer 23/001982–00, in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.