NJ 2004, 663
Geen afstand aanwezigheidsrecht door in Duitsland gedetineerde verdachte.
HR 26-10-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2105
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 oktober 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00074/04
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AR2105
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR2105, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR2105, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑10‑2004
- Wetingang
Sv art. 278 lid 3; EVRM art. 6
Essentie
Het schriftelijk aanhoudingsverzoek van in Duitsland gedetineerde verdachte is een duidelijke aanwijzing dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. 's Hofs afwijzing van het verzoek is dan ook onbegrijpelijk, nu niets is vastgesteld over de eventuele mogelijkheden van internationale rechtshulp, terwijl het uitstel bij de beoordeling van de redelijke termijn voor rekening van verdachte komt. Daaraan doet niet af dat verdachte's raadsman uitdrukkelijk gemachtigd was.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2003, nummer 20/001278–02, in de strafzaak tegen M.Y., adv. mr. A.C.J. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.