NJ 2004, 595
Uitleveringsrechter komt geen oordeel toe over rechtmatigheid aan verzoek ten grondslag gelegd bewijsmateriaal.
HR 07-09-2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1534
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 september 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00760/04U
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AP1534
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AP1534, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑09‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AP1534, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑09‑2004
- Wetingang
Sv art. 552oa (oud); Sv art. 552p; EVRM art. 6; Uitleveringswet art. 28
Essentie
Uitlevering aan de USA ten onrechte ontoelaatbaar verklaard op de grond dat het uitleveringsverzoek is gebaseerd op in Nederland, in het kader van een rechtshulpverzoek, vergaande tapgegevens die door de OvJ zijn verstrekt aan de Amerikaanse autoriteiten zonder verlof van de rechtbank, onder het voorbehoud dat deze pas als bewijs mochten worden gebruikt nadat dat verlof was verleend. Aan de uitleveringsrechter komt geen oordeel toe over de rechtmatigheid van het aan het verzoek ten grondslag gelegde bewijsmateriaal, terwijl het handelen van de OvJ en dat van de Amerikaanse autoriteiten niet zonder meer het risico opleveren dat de opgeëiste persoon ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.