NJ 2004, 469
Onrechtmatige huiszoeking en Schutznorm.
HR 06-07-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9785
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 juli 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink,
- Zaaknummer
02325/03
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AO9785
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO9785, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑07‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO9785, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑07‑2004
- Wetingang
Essentie
In het kader van een gerechtelijk vooronderzoek (gvo) tegen een ander, wordt in de woning van verdachte huiszoeking (thans doorzoeking) verricht, naar de raadsman stelt op basis van foutieve informatie van de politie, bij welke huiszoeking een verdenking ontstond tegen verdachte ter zake bijstandfraude en voor haar zaak relevant bewijsmateriaal in beslag is genomen. 's Hofs oordeel dat de verdachte geen belang heeft bij het beroep op de gestelde onrechtmatigheid van de huiszoeking omdat zodanig beroep alleen toekomt aan de ander in wiens gvo de huiszoeking bij verdachte plaatsvond, is onjuist, nu niet valt in te zien dat de gestelde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.