NJ 2005, 243
De Overleveringswet heeft geen gevolgen voor het uitleveringsverkeer met andere Staten dan EU-Lidstaten.
HR 25-05-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8387, m.nt. A.H. Klip
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 mei 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
00413/04U
- Conclusie
A-G Keijzer
- Noot
A.H. Klip
- LJN
AO8387
- JCDI
JCDI:ADS145492:1
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO8387, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑05‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO8387, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑05‑2004
- Wetingang
Essentie
Bij de Overleveringswet is de overlevering aan Lidstaten van de Europese Unie geregeld, maar voor het uitleveringsverkeer met andere Staten blijven de desbetreffende Uitleveringsverdragen en Uitleveringswet van kracht, met inbegrip van de in laatstgenoemde wet neergelegde verdeling van bevoegdheden tussen de uitleveringsrechter en de Minister van Justitie. Dat betekent dat het antwoord op de vraag of de gevraagde uitlevering moet worden geweigerd wegens een gegrond vermoeden dat bij inwilliging van het verzoek de opgeëiste persoon zal worden blootgesteld aan een inbreuk op zijn fundamentele rechten, nog steeds is voorbehouden aan de Minister van Justitie. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.