NJ 2004, 499
Antilliaanse zaak. Oplegging van een geldboete aan een rechtspersoon niet mogelijk.
HR 18-05-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3562
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 mei 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu
- Zaaknummer
02516/03A
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AO3562
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO3562, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑05‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO3562, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑05‑2004
- Wetingang
Essentie
Aan de verdachte rechtspersoon kon in casu geen geldboete worden opgelegd, nu de bewezenverklaarde feiten slechts met gevangenisstraf zijn bedreigd en volgens art. 28 Sr NA in dat geval alleen een geldboete mogelijk is als de rechter gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaar of hechtenis zou hebben opgelegd.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 3 juli 2003, nummer H-20/2003, in de strafzaak tegen C.A. C.V., gevestigd te Curaçao (Nederlandse Antillen), adv. mr. A. Moszkowicz te Amsterdam. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.