NJ 2004, 344
Gebruik verklaring getuige voor bewijs en ondervragingsrecht verdediging
HR 30-03-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO2601
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 maart 2004
- Magistraten
Mrs. Davids, Urlings, Van Schendel
- Zaaknummer
01088/03
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AO2601
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AO2601, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑03‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AO2601, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2004
- Wetingang
EVRM art. 6
Essentie
Het Hof heeft de verklaring van de aangeefster voor het bewijs gebezigd, terwijl de verdediging niet in de gelegenheid is geweest haar te ondervragen. Het Hof heeft kunnen oordelen dat de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit, zoals deze blijkt uit de verklaring van aangeefster, in voldoende mate steun vindt in de andere bewijsmiddelen, zodat art. 6 EVRM niet in de weg staat aan het gebruik van de verklaring van aangeefster.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 maart 2003, nummer 21/002073–02, in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.