NJ 2004, 313
Eendaadse samenloop; aanhaling art. 55 Sr.
HR 23-03-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3226
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 maart 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
01205/03M
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AO3226
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO3226, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑03‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO3226, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑03‑2004
- Wetingang
Sr art. 55 lid 1; Sr art. 242; Sr art. 246
Essentie
Het Hof heeft de bewezenverklaarde feiten 1 en 2, strafbaar gesteld bij art. 242 Sr en 246 Sr, gekwalificeerd en art. 55 Sr genoemd als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging is gegrond. Uit de vermelding van (lid 1 van) art. 55 Sr volgt dat het Hof bij de strafoplegging slechts één van de strafbepalingen heeft toegepast, te weten art. 242 waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld. De opvatting dat de toepassing van art. 55 lid 1 Sr er aan in de weg staat de beide bewezenverklaarde feiten afzonderlijk te kwalificeren, vindt geen steun in het recht.