NJ 2004, 478
Ontoereikende bewijsconstructie.
HR 24-02-2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9906
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 februari 2004
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
02104/02
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AN9906
- JCDI
JCDI:ADS159988:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AN9906, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑02‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AN9906, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑02‑2004
- Wetingang
Essentie
De middelen, die alle klagen dat de bewezenverklaringen van verschillende feiten niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen volgen, zijn terecht voorgesteld. Volgt vernietiging en verwijzing.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 15 februari 2002, nummer 21/001344–01, in de strafzaak tegen R.H.A.W.A., adv. mr. mr. P.M. van Russen Groen te 's-Gravenhage
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 12 juni 2001 — de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.