NJ 2004, 227
Beslissing op onrechtmatig verkregen bewijsverweer moet in (aanvulling op) uitspraak worden opgenomen.
HR 24-02-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO0628
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 februari 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.L.M. Urlings, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
00702/03
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AO0628
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO0628, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 24‑02‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO0628, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑2004
- Wetingang
Sv art. 338; Sv art. 359a; Sv art. 358 lid 3; Sv art. 359; Sv art. 428
Essentie
De beslissing op een onrechtmatig verkregen bewijsverweer moet in de (aanvulling op de) uitspraak worden opgenomen en niet in een in het proces-verbaal van de zitting vervatte tussenbeslissing. Geen cassatie nu tegen de inhoud van die tussenbeslissing in cassatie kan worden opgekomen.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 februari 2003, nummer 22/003616–02, in de strafzaak tegen R.A.Z., adv. mrs. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville en J.Y. Taekema te Rotterdam.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.