JOL 2004, 84
De omstandigheid dat een verdachte de hem tenlastegelegde gedraging ontkent, behoeft niet zonder meer aan het slagen van een subsidiair gedaan beroep op noodweer(exces) in de weg te staan.
HR 10-02-2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9913
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 februari 2004
- Magistraten
W.J.M. Davids, F.H. Koster, G.J.M. Corstens, Vellinga
- Zaaknummer
00536/03J
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AN9913
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AN9913, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AN9913, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑02‑2004
Essentie
De omstandigheid dat een verdachte de hem tenlastegelegde gedraging ontkent, behoeft niet zonder meer aan het slagen van een subsidiair gedaan beroep op noodweer(exces) in de weg te staan.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 december 2002, nummer 20/000687–02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, te [woonplaats].
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 6 november 2001 — de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.