JOL 2004, 33
Rechtbank verklaart na preliminair verweer op 30 augustus 2001 de OvJ niet-ontvankelijk voor de feiten 1 t/m 4 en beveelt voor feit 5 de heropening van het onderzoek. Na de einduitspraak voor feit 5 op 2 mei 2002 gaat OvJ in hoger beroep ten aanzien van alle feiten. Hof oordeelt het hoger beroep ten aanzien van de feiten 1 – 4 te laat. Dit oordeel is juist, omdat de niet-ontvankelijkverklaring in het eerste vonnis geen tussenvonnis maar een einduitspraak is.
HR 13-01-2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9235
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 januari 2004
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, J. de Hullu
- Zaaknummer
02872/02
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- LJN
AN9235
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AN9235, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑01‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AN9235, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑01‑2004
Essentie
Rechtbank verklaart na preliminair verweer op 30 augustus 2001 de OvJ niet-ontvankelijk voor de feiten 1 t/m 4 en beveelt voor feit 5 de heropening van het onderzoek. Na de einduitspraak voor feit 5 op 2 mei 2002 gaat OvJ in hoger beroep ten aanzien van alle feiten. Hof oordeelt het hoger beroep ten aanzien van de feiten 1 – 4 te laat. Dit oordeel is juist, omdat de niet-ontvankelijkverklaring in het eerste vonnis geen tussenvonnis maar een einduitspraak is.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.