NJ 2004, 180
Buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. Bewijs opzet.
HR 06-01-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AM2529
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 januari 2004
- Magistraten
Mrs. Davids, Koster, Ilsink
- Zaaknummer
02788/02
- Conclusie
A‑G Vellinga
- LJN
AM2529
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AM2529, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AM2529, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2004
- Wetingang
Opiumwet art. 1 lid 5; Opiumwet art. 2 lid 1 sub A; Opiumwet art. 3 lid 1 sub A; Opiumwet art. 10 lid 4; Opiumwet art. 11 lid 4
Essentie
Dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid softdrugs ten vervoer naar het buitenland aan Y heeft aangeboden, en dusdoende buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van art. 1 lid 5 Opiumwet, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Daaraan doet niet af dat die bewijsmiddelen niet inhouden dat de desbetreffende hoeveelheid softdrugs ook daadwerkelijk naar het buitenland is vervoerd. Het Hof heeft kunnen oordelen dat de verdachte zich minstgenomen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de door hem aan Y verkochte hoeveelheid softdrugs naar Duitsland zou worden vervoerd.