NJ 2004, 41
Uitlevering en ETA. Foltering en art. 6 EVRM.
HR 20-05-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3308, m.nt. Y. Buruma
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 mei 2003
- Magistraten
W.J.M. Davids, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
02270/02U
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
Y. Buruma
- LJN
AF3308
- JCDI
JCDI:ADS65398:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF3308, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑05‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF3308, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑05‑2003
- Wetingang
Essentie
Uitlevering
Een (dreigende) schending van art. 6 EVRM staat slechts in de weg aan uitlevering indien de opgeëiste persoon wordt blootgesteld aan het risico van een flagrante inbreuk op enig hem cfm art. 6 lid 1 EVRM toekomend recht en vast staat dat hem terzake geen rechtsmiddel cfm art. 13 EVRM ten dienste staat. De weigering tot uitlevering op grond van vrees voor foltering na uitlevering is aan de Minister van Justitie voorbehouden; de uitleveringsrechter komt zodanig oordeel alleen toe als de opgeëiste persoon door politiefunctionarissen van de verzoekende staat in verband met de zaak is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.