NJ 2003, 710
Bewijsperikelen rond handel in effecten met voorkennis.
HR 06-05-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1924, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 mei 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema
- Zaaknummer
02334/01E
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
AF1924
- JCDI
JCDI:ADS65408:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF1924, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑05‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF1924, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑05‑2003
- Wetingang
Sv art. 350; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; WTE (oud) art. 31a; WTE 1995 art. 46
Essentie
Bewijsperikelen rond handel in effecten van Nedlloyd met voorkennis.
1. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat de rechter, wanneer de verdachte voor een gedraging die in samenhang met de omstandigheden waaronder deze is verricht, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekt. Het Hof kon zulks dan ook daarin betrekken.
2. Het Hof heeft weliswaar ten onrechte bepaalde onderdelen van de verklaringen van verdachtes mederverdachte onder de bewijsmiddelen opgenomen, maar zulks staat hier — gelet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.